Antistoffen tegen cardiolipine (aCLA) en β2-glycoproteïne 1 (β2-GP1)
Doel
Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Benodigde klinische informatie
Standaardinformatie bij aanvraag laboratoriumonderzoek (o.a. identificatie, leeftijd, geslacht, klinische gegevens/vraagstelling).
Beschrijving methoden
Antistoffen tegen cardiolipine (aCLA) worden bepaald met behulp van een immunoassay.1 Hierbij is het cardiolipine direct gebonden aan de drager van de assay. Aangezien de binding van de autoantistoffen aan het cardiolipine afhankelijk is van een cofactor, het zogeheten β2-glycoproteïne 1 (β2-GP1), dient het cardiolipine eerst voorzien te worden van deze cofactor, bijvoorbeeld door incubatie met foetaal kalfserum dan wel adult bovine serum. Afhankelijk van de verdunningsfactor van het patiëntserum is hierin echter ook