Lees verder ›
Differentiële diagnostiek van auto-immuunhypothyreoïdie en hyperthyreoïdie middels bepalen van antistoffen tegen thyroïdperoxidase (TPO), thyreoglobuline (TG) en de TSH-receptor.
Lees verder ›Lees verder ›
Aanvullend onderzoek ter bevestiging hyperthyreoïdie, wanneer de normale diagnostiek niet voldoet.
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van thyreoglobuline (Tg).
Lees verder ›Meting van de respons van prolactine (PRL), humaan groeihormoon (hGH), thyroïdstimulerend hormoon (TSH) op toediening van TRH ter evaluatie van de hypofysefunctie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Vaststellen/uitsluiten van spierschade of verhoogde spierafbraak.
Lees verder ›Bij verdenking op prostaatcarcinoom, in combinatie met rectaal onderzoek (DRE), vaststellen bij welke patiënten prostaatbiopsie geïndiceerd is.
Lees verder ›Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunadrenalitis (ziekte van Addison, bijnierschorsdeficiëntie).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van calcitonine (CT), veelal in combinatie met een stimuleringstest.
Lees verder ›Lees verder ›
Meting van vrij thyroxine en thyroxine in serum of plasma.
Lees verder ›Lees verder ›