Het bepalen van de concentratie IgM in serum.
Lees verder ›Het bepalen van de IgG-concentratie in serum of ander lichaamsvocht.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Coronavirussen zijn RNA-virussen behorend tot de familie van de . Voor de mens is een aantal typen pathogeen: 229, NL63, OC43 en SARS ()-coronavirus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op reumatoïde artritis (RA).
Lees verder ›De directe antiglobulinetest (DAT) is gericht op het aantonen van antistoffen en/of complementfactoren die in vivo zijn gebonden aan de erytrocyten van de patiënt. De indirecte antiglobulinetest (IAT) is gericht op het aantonen van antistoffen gericht tegen erytrocyten in het serum of plasma van de patiënt. Vroeger werd de antiglobulinetest ook wel Coombs-test genoemd, naar de onderzoeker Dr. Coombs die deze test bedacht, zo bestaat de directe en indirecte Coombs-test.
Lees verder ›Het vaststellen van een primaire immunodeficiëntie bij voorkeur inclusief identificatie van het genetische defect
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Mazelenvirus is een RNA-virus en hoort tot de groep van de morbillivirussen.
Lees verder ›Het aantonen van maternale antistoffen tegen trombocyten van de foetus/neonaat, bij verdenking op FNAIT.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op immuungemedieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunhepatitis (AIH).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op een gammopathie-geassocieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Chikungunyavirus is een RNA-virus en hoort tot het genus α-virus en tot de familie van de . De naam uit de taal van de Makonde in Zuidoost-Tanzania en betekent ‘dat wat buigt’.
Lees verder ›Epstein-Barr-virus is het humaan herpesvirus type 4 (HHV-4), een DNA-virus, en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op reumatoïde artritis (RA).
Lees verder ›Tick-borne-encefalitisvirussen behoren tot de familie van de .
Lees verder ›is een rondworm (). Bij ingestie ontstaan invasieve larven die vanuit de darm migreren naar spierweefsel en daar een cyste vormen (encysteren). De bron is onvoldoende verhit vlees, in de meeste gevallen van varkens/zwijnen of paarden die op hun beurt gevoerd zijn geweest met onvoldoende verhit dierlijk voedsel. Trichinose is meldingsplichtig in categorie C (anonieme melding door het laboratorium).
Lees verder ›Trypanosomen zijn eencellige parasieten () behorende tot de weefselflagellaten. en zijn de veroorzakers van de humane Afrikaanse slaapziekte. De parasieten worden overgebracht door de tseetseevlieg ().
Lees verder ›Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.
Lees verder ›Bevestiging van verdenking op een verhoogde viscositeit
Lees verder ›West-Nijl-virus (WNV) is een RNA-virus en hoort tot de familie van .
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op primaire biliaire cholangitis, voorheen cirrose (PBC).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG).
Lees verder ›De bezinking (BSE) is een screeningsonderzoek bij symptomatische patiënten voor het opsporen van die ziekten, die een acutefasereactie bewerkstelligen of die een verhoging van immunoglobulinen geven. Sequentieel bepaald is de bezinking een parameter om het verloop van deze processen te volgen.
Lees verder ›is een strikt aerobe gramnegatieve bacterie met hoge groei-eisen, die alleen op speciale voedingsbodems groeit en daarom bij een banale kweek niet geïsoleerd zal worden. De bacterie vormt verschillende virulentiefactoren waaronder het filamenteuze hemagglutinine (FHA), pili, pertactin, en verschillende toxines waaronder pertussistoxine. De gecombineerde effecten van de verschillende virulentiefactoren zijn onder andere ciliostase, beschadiging van de respiratoire mucosa en een lymfocytose. , een nauw verwante bacterie, is eveneens pathogeen voor de mens, zij het in mindere mate dan .
Lees verder ›is een spirocheet die pathogeen is voor de mens. Naast de soort die vooral in de VS voorkomt, komen in Europa vooral de soorten en voor. De bacterie kan gekweekt worden in vitro in een complex medium, maar de groeisnelheid is traag. Het genoom van de bacterie is klein (1,5 megabasen) en in tegenstelling tot dat van de meeste bacteriën lineair; tevens bevat de bacterie nog een groot aantal plasmiden.
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op cryoglobulinemie.
Lees verder ›Cytomegalovirus is een humaan DNA-virus. Het is een β-herpesvirus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Bepaling van totaaleiwit in serum/plasma.
Lees verder ›Onder enterovirussen gaat een flinke heterogene groep virussen schuil. Het zijn allemaal RNA-virussen en ze heten ECHO-virussen, coxsackie A- en B-virussen, poliovirussen en humaan enterovirussen 68-71. Ze behoren tot de familie van de . Parechovirussen zijn verwant aan de enterovirussen. Parechovirus type 1 en 2 heetten voorheen ECHO-virus 22 respectievelijk 23. Inmiddels zijn er zes parechovirustypen beschreven.
Lees verder ›Hantavirus en puumulavirus zijn RNA-virussen en horen tot het genus hantavirus, familie van de .
Lees verder ›Herpessimplexvirus type 1 en 2, ook wel humaan herpesvirus 1 en 2, zijn DNA-virussen behorend tot de . Het zijn α-herpesvirussen.
Lees verder ›Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).
Lees verder ›wordt gevonden in de luchtwegen van de mens. Zoals alle mycoplasmata heeft deze bacterie geen celwand en kleurt daardoor ook niet aan in de gramkleuring. De bacterie heeft een grote affiniteit voor hechting aan luchtwegepitheel.
Lees verder ›Parvovirus B19 is een DNA-virus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Rubellavirus is een RNA-virus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›is een eencellige parasiet () die obligaat intracellulair leeft. Bij katachtigen leeft de parasiet in de darmwand, waarbij oöcysten via de ontlasting worden uitgescheiden, die na enige tijd rijpen op de grond infectieus worden. Bij andere diersoorten, waaronder ook de mens, blijft de parasiet na orale opname niet in de darm maar invadeert het weefsel en vormt daar uiteindelijk weefselcysten. Deze weefselcysten kunnen overal in het lichaam worden gevonden, maar worden voornamelijk gezien in hart, hersenen, skeletspieren en longen. Naast contact met kattenuitwerpselen (tuinieren) is het eten van onvoldoende verhit vlees met weefselcysten een belangrijke besmettingsbron. Ziekteverschijnselen bij primo-infectie zijn mild, griepachtig met eventueel lymfadenitis. Bij immunosuppressie kunnen de parasieten reactiveren, met name in het centraal zenuwstelsel en in het oog. Bij een primo-infectie tijdens de zwangerschap kan congenitale toxoplasmose optreden. De infectie kan ook door middel van orgaantransplantatie worden overgebracht.
Lees verder ›Het aantonen van autoantistoffen tegen trombocyten.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Aantonen van infectie met door middel van microscopie, kweek en/of antistoffen en antigeen.
Lees verder ›Lees verder ›
Bloed is een bijzonder belangrijk materiaal voor virusdiagnostiek. Heel veel virussen kennen tijdens de fase van acute ziekte of in de fase voorafgaand aan acute ziekte een viremische fase. In het bloed kan virusantigeen of viraal RNA of DNA aangetoond worden. Gaat de acute fase over in een chronische infectie, dan kunnen veel virussen ook in deze fase in het bloed worden aangetoond. Dit gebeurt meestal door het viraal RNA of DNA aan te tonen.
Lees verder ›Bofvirus is een RNA-virus en behoort tot het genus rubellavirus (familie ).
Lees verder ›Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.
Lees verder ›Lees verder ›
, vroeger genaamd is, evenals de andere , een obligaat intracellulaire bacterie. is ondergebracht in het genus samen met (pathogeen voor de mens), en . Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.
Lees verder ›Aantonen van (Californië) en/of (overige gebieden) met kweek, microscopie en serologie.
Lees verder ›Lees verder ›
Denguevirus is een RNA-virus en behoort tot de familie van de . Er bestaan vier verschillende typen.
Lees verder ›Ebolavirus, marburgvirus en lassavirus zijn RNA-virussen. Ebolavirus en marburgvirus behoren tot een apart genus binnen de familie van de , lassavirus is een arenavirus.
Lees verder ›Bepaling van de eventuele aanwezigheid van M-proteïnen in serum.
Lees verder ›Hepatitis A-virus (HAV) is een RNA-virus met fecaal-orale transmissie.
Lees verder ›Hepatitis B-virus (HBV) is een hepadnavirus dat via onbeschermd seksueel en bloed-bloedcontact (perinataal, niet-steriel medisch gereedschap) wordt verspreid.
Lees verder ›Hepatitis E-virus (HEV) is een RNA-virus met fecaal-orale transmissie.
Lees verder ›Bepaling van de concentratie IgD in serum.
Lees verder ›Vaststellen van het gehalte van IgG-subklassen.
Lees verder ›Onderzoek van liquor cerebrospinalis bij neurologische vraagstellingen.
Lees verder ›Voor de diagnostiek van meningitis of encefalitis is analyse van liquor erg belangrijk. Dit geldt voor virale infecties net zo als voor bacteriële infecties. In het verleden probeerde men virussen uit liquor te kweken, maar vergelijkend onderzoek van de laatste tien tot vijftien jaar heeft duidelijk gemaakt dat de kweek obsoleet is. De gouden standaard voor liquoronderzoek is het aantonen van viraal DNA respectievelijk RNA met moleculaire diagnostiek, zoals PCR. In liquor is de methode vergeleken met kweek zeer sensitief en zeer snel. Een valkuil kan zijn dat het aantonen van een zeer geringe hoeveelheid RNA en/of DNA soms bewijzend is voor een veroorzakende rol van het virus, maar niet altijd. Indien liquor niet kan worden verkregen kan voor enterovirus en parechovirus de uitscheiding in feces als alternatief worden gebruikt. Hierbij moet men rekening houden met asymptomatische shedding van enterovirussen weken tot maanden kunnen aanhouden in de feces na een infectie en dient als indirect bewijs voor een current episode.
Lees verder ›Het detecteren van alloantistoffen tegen trombocytspecifieke antigenen (humane plaatjesantigenen, HPA).
Lees verder ›Het begrip immunofenotypering wordt in de immunologie en hematologie gebruikt voor onderzoek naar het immunofenotype van cellen (veelal leukocyten). Hierbij wordt gebruikgemaakt van (monoklonale) antistoffen die specifiek een bepaald eiwit of suikergroep op de celmembraan of intracellulair herkennen. Veelal wordt gebruikgemaakt van fluorochroom-geconjugeerde antistoffen, waarna de reactiviteit snel en eenvoudig kan worden vastgesteld door de leukocyten (of andere cellen) te analyseren met de flowcytometer. Door meerdere antistoffen gelijktijdig te gebruiken wordt gedetailleerde informatie verkregen over het eiwit-expressieprofiel (ofwel immunofenotype) van de onderzochte cellen.
Lees verder ›