43 resultaten gevonden voor 'nosocomiale pneumonie'

  • Pneumonie ICPC-2: R81; ICD-10: J13, J14, J15, J16; J17; J18

    Lees verder ›
  • Legionella pneumophila

    is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.

    Lees verder ›
  • Respiratoire virussen

    In keeluitstrijken, keelspoelsel of nasofaryngeaal spoelsel (nasofarynxaspiraat) kunnen heel veel virussen aangetoond worden. Een aantal van deze virussen veroorzaakt lokale niet-specifiek respiratoire infecties (bijvoorbeeld herpes simplex), een aantal veroorzaakt veel meer gedissemineerde infecties (zoals mazelen) maar de grootste groep van virussen veroorzaakt respiratoire virusinfecties. Van deze virussen veroorzaakt een groep bovensteluchtweginfecties, de andere bronchiolitis, weer een andere alveolitis met een pneumonie. De virussen komen op heel wisselende tijdstippen in het jaar voor. De virussen zijn niet altijd even ziekmakend voor elke patiëntengroep. Soms zijn jonge kinderen ontvankelijker, een andere keer vooral mensen met een verminderde afweer. Soms geven virussen als onderdeel van een gedissemineerde infectie luchtwegpathologie (bijvoorbeeld waterpokken). Meest gebruikelijk is dat een laboratorium diagnostiek groepsgewijs aanbiedt, gebaseerd op een onderverdeling in klinische vraagstelling of patiëntengroep.

    Lees verder ›
  • Staphylococcus species

    Stafylokokken anders dan worden vaak aangeduid als coagulasenegatieve stafylokokken (CNS). Er zijn 32 soorten bekend waarvan ongeveer de helft voorkomt als commensaal bij de mens op de huid en slijmvliezen. De pathogene betekenis van de coagulasenegatieve stafylokokken is veel geringer is dan die van ; toch worden infecties door deze bacteriën in toenemende mate gezien. Verbeterde identificatie methoden als de Maldi-TOF brengen verder differentie in wat vroeger CNS werd genoemd. Stammen zoals en worden vaker als pathogen aangemerkt, zeker in infecties met kunstmaterie in situ.

    Lees verder ›
  • Mycoplasma pneumoniae

    wordt gevonden in de luchtwegen van de mens. Zoals alle mycoplasmata heeft deze bacterie geen celwand en kleurt daardoor ook niet aan in de gramkleuring. De bacterie heeft een grote affiniteit voor hechting aan luchtwegepitheel.

    Lees verder ›
  • Kinkhoest ICPC-2: R71; ICD-10: A37

    Lees verder ›
  • Astma bij kinderen ICPC-2: R96; ICD-10: J45

    Lees verder ›
  • Hiv-infectie, primaire ICPC-2: B90; ICD-10: B20

    Lees verder ›
  • Coronavirus

    Coronavirussen zijn RNA-virussen behorend tot de familie van de . Voor de mens is een aantal typen pathogeen: 229, NL63, OC43 en SARS ()-coronavirus.

    Lees verder ›
  • Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) ICPC-2: X70;X71;X73;X90;X91;X92;Y70;Y71;Y72;Y76;Y99; ICD-10: A64

    Lees verder ›
  • Pneumocystis jirovecii

    (voorheen , ook met een enkele i wordt veel aangetroffen) is een eencellige fungus (gist). Het is niet bekend of een reservoir heeft buiten de mens.

    Lees verder ›
  • Streptococcus pneumoniae, pneumokok

    is een gekapselde diplokok. Op basis van de polysachariden in het kapsel worden negentig verschillende serotypen onderscheiden.

    Lees verder ›
  • Appendicitis acuta ICPC-2: D88; ICD-10: K35

    Lees verder ›
  • Atriumfibrilleren ICPC-2: K78; ICD-10: I48

    Lees verder ›
  • Bronchuscarcinoom ICPC-2: R84; ICD-10: C34

    Lees verder ›
  • Cholecystitis, acute ICPC-2: D98; ICD-10: K81

    Lees verder ›
  • Diabetes mellitus ICPC-2: T89;T90; ICD-10: E10;E11;E13

    Lees verder ›
  • Galsteenlijden ICPC-2: D98; ICD-10: K80

    Lees verder ›
  • Hartfalen ICPC-2: K77; ICD-10: I50

    Lees verder ›
  • Hemoptoë ICPC-2: R24; ICD-10: R04.2

    Lees verder ›
  • Bloedgassen

    Het in beeld brengen van de gasuitwisseling en de zuur-basestatus van de patiënt middels het bepalen van de bloedgasparameters. Afhankelijk van het type analyser kunnen veelal de volgende bepalingen worden gemeten of berekend, pH, pO, pCO, HCO, BE, O-sat, SaO, FOHb, COHb, MetHb en SulfHb, Na, K, iCa, Cl, , glucose en lactaat.

    Lees verder ›
  • Bordetella pertussis

    is een strikt aerobe gramnegatieve bacterie met hoge groei-eisen, die alleen op speciale voedingsbodems groeit en daarom bij een banale kweek niet geïsoleerd zal worden. De bacterie vormt verschillende virulentiefactoren waaronder het filamenteuze hemagglutinine (FHA), pili, pertactin, en verschillende toxines waaronder pertussistoxine. De gecombineerde effecten van de verschillende virulentiefactoren zijn onder andere ciliostase, beschadiging van de respiratoire mucosa en een lymfocytose. , een nauw verwante bacterie, is eveneens pathogeen voor de mens, zij het in mindere mate dan .

    Lees verder ›
  • Longembolie ICPC-2: K93; ICD-10: I26

    Lees verder ›
  • Burkholderia cepacia complex, Burkholderia pseudomallei

    is een gramnegatieve bacterie die vroeger in het genus werd ingedeeld.

    Lees verder ›
  • Meningitis ICPC-2: N71; ICD-10: G00;G01;G02;G03

    Lees verder ›
  • Chlamydia pneumoniae

    is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.

    Lees verder ›
  • Chlamydia trachomatis en lymphogranuloma venereum

    is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken. Voor diagnostiek wordt daarom DNA-detectie gebruikt. Van deze bacterie is een aantal verschillende serovars beschreven die onderling verschillen in hun pathogeen vermogen: serovar A tot en met C veroorzaken ooginfecties (trachoom), serovar D tot en met K zijn verantwoordelijk voor urogenitale infecties terwijl serovar L geassocieerd is met lymphogranuloma venereum.

    Lees verder ›
  • Chlamydophila psittaci

    , vroeger genaamd is, evenals de andere , een obligaat intracellulaire bacterie. is ondergebracht in het genus samen met (pathogeen voor de mens), en . Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.

    Lees verder ›
  • Pancreatitis ICPC-2: D99; ICD-10: K85;K86

    Lees verder ›
  • Sarcoïdose ICPC-2: B99; ICD-10: D86

    Lees verder ›
  • Coxiella burnetii

    is een obligaat intracellulaire, gramnegatieve bacterie, verwant aan de en de . De bacterie kan gedurende lange tijd (maanden) persisteren in besmette materialen.

    Lees verder ›
  • Haemophilus influenzae

    is een gramnegatieve bacterie; kenmerkend voor de bacteriën uit het genus s is dat ze voor hun groei ten minste een van de volgende groeifactoren nodig hebben: X-factor (haemverbindingen) en V-factor (NAD). Bij de mens komen negen -soorten voor. is de meest geïsoleerde soort uit klinische materialen. Sommige -stammen bezitten een polysacharidekapsel; stammen met kapseltype B vertonen een verhoogde virulentie voor de mens.

    Lees verder ›
  • Influenzavirus type A en B

    Influenza-A en -B zijn RNA-virussen. De virussen behoren tot de familie van de .

    Lees verder ›
  • MRSA

    Meticillineresistente is een die door het vermogen om een speciaal penicillinebindend eiwit (PBP) te produceren resistent is tegen de werking van vrijwel alle β-lactamantibiotica (penicilline, cefalosporine en carbapenem). Bij veel MRSA’s is daarnaast nog sprake van resistentie tegen andere klassen antibiotica, waardoor in sommige gevallen effectieve behandeling van ernstige infecties zeer bemoeilijkt wordt.

    Lees verder ›
  • Neisseria meningitidis

    is een gramnegatieve diplokok uit de familie van de . Andere soorten uit deze familie zijn onder andere de gonokok, en veel meestal apathogene, commensale -soorten. Een belangrijke virulentiefactor van de meningokok is het polysacharidekapsel waarvan dertien varianten bekend zijn. De meest voorkomende kapseltypen in Nederland zijn B en C. Andere typen die af en toe worden gezien, zijn A (komt veel voor in Afrika) en W135 (bij Mekkagangers). Binnen de serogroepen is verdere subtypering mogelijk op basis van buitenmembraaneiwitten. Deze typering is vooral voor epidemiologische studies van belang.

    Lees verder ›
  • Para-influenzavirus

    Para-influenzavirussen zijn RNA-virussen en behoren tot de familie van de . Er zijn voor de mens drie pathogene typen: para-influenzavirus type I, II en III.

    Lees verder ›
  • Pasteurella multocida

    is een fermentatieve, gramnegatieve bacterie. is de soort die het meest gekweekt wordt uit klinische materialen; daarnaast zijn nog andere soorten bekend. In tegenstelling tot de meeste gramnegatieve staven zijn in het algemeen goed gevoelig voor penicilline.

    Lees verder ›
  • Respiratoir syncytieel virus (RSV)

    RSV is een enkelstrengs RNA-virus uit de familie der . Wanneer het virus gekweekt wordt dan ontstaan er als gevolg van fusie van geïnfecteerde cellen syncytia, vandaar de naam.

    Lees verder ›
  • Rinovirussen

    Rinovirussen zijn RNA-virussen en behoren tot de familie van de .

    Lees verder ›
  • Sporothrix schenckii

    Aantonen van met kweek en serologie.

    Lees verder ›
  • Staphylococcus aureus

    is een grampositieve bacterie die zijn naam dankt aan de groei in clusters of trossen (σταφιλη = druiventros). De bacterie is in staat een groot aantal virulentiefactoren te produceren die een belangrijke rol spelen bij infecties zoals kapselpolysachariden, hemolysines en cytotoxines, diverse enzymen als coagulase, DNase en protease en oppervlakte-eiwitten als proteïne A.

    Lees verder ›
  • Urineonderzoek, kwalitatief

    Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • Varicellazostervirus

    Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.

    Lees verder ›