71 resultaten gevonden voor 'Vitamine B2'

  • Vitamine B2

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (riboflavine, E101).

    Lees verder ›
  • Vitamine B12

    Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).

    Lees verder ›
  • Vitamine A en caroteen

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.

    Lees verder ›
  • Vitamine B1

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (thiamine).

    Lees verder ›
  • Vitamine D en 25-OH-vitamine D

    Onderzoek naar de vitamine D-status.

    Lees verder ›
  • Sporenelementen en toxische elementen

    Vaststellen van de concentratie van sporenelementen dan wel toxische elementen in bloed en urine.

    Lees verder ›
  • Vitamine C

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine C (L-ascorbinezuur).

    Lees verder ›
  • Vitamine B6

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine B-deficiëntie.

    Lees verder ›
  • Vitamine B5

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (D-pantotheenzuur).

    Lees verder ›
  • Vibrio cholerae

    zijn gramnegatieve, kommavormige bacteriën die van nature voorkomen in brak en zout water. Van bestaan meer dan honderd serotypen waarvan alleen type O1 en O139 als pathogeen beschouwd worden. Binnen het serotype O1 worden twee biotypen onderscheiden, het klassieke biotype en biotype El Tor. Gastro-enteritis veroorzaakt door is geassocieerd met het consumeren van besmette en onvoldoende verhitte of rauwe schaaldieren. De pathogene typen vormen de choleratoxine die zorgt voor verstoring van de uitwisseling van water en elektrolyten (vloeistofsecretie) in de darm waardoor diarree ontstaat.

    Lees verder ›
  • Vitamine B3

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (vitamine PP, , niacine, nicotinezuur, E375).

    Lees verder ›
  • Vitamine E

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine E-deficiëntie of intoxicaties.

    Lees verder ›
  • Hepatitis B-virus (HBV)

    Hepatitis B-virus (HBV) is een hepadnavirus dat via onbeschermd seksueel en bloed-bloedcontact (perinataal, niet-steriel medisch gereedschap) wordt verspreid.

    Lees verder ›
  • Mean corpuscular volume (MCV)

    Het bepalen van de karakteristieken van de erytrocytenpopulatie.

    Lees verder ›
  • Anemie, normocytair ICPC-2: B82; ICD-10: D64.9

    Lees verder ›
  • Functietests (inleiding)

    Hormonen zijn signaalmoleculen die informatie doorgeven van de ene naar de andere cel of orgaan. Zo kunnen hormonen via transport in de bloedbaan cellen in verder weg gelegen weefsels activeren, maar activatie kan ook lokaal in hetzelfde orgaan (paracrien) of zelfs in de secreterende cel zelf (autocrien) plaatsvinden. De hypofyse is de centrale klier die meerdere andere hormoonproducerende klieren aanstuurt, daarbij geholpen door de hypothalamus die de concentratie van belangrijke hormonen controleert. Er bestaan verschillende typen hormonen: monoamines (bijvoorbeeld catecholaminen, serotonine), kleine peptidehormonen (bijvoorbeeld TRH, vasopressine), grotere glycoproteïnehormonen (bijvoorbeeld TSH, LH), steroïdhormonen afgeleid van cholesterol (bijvoorbeeld testosteron) en vetzuurderivaten (bijvoorbeeld prostaglandines).

    Lees verder ›
  • Cytochroom P450 (CYP)

    Cytochroom P450 (ook wel afgekort als CYP, P450 of CYP450) is een verzameling enzymen die organische stoffen oxideren en afbreken waaronder potentiële schadelijk stoffen of lichaamsvreemde stoffen zoals medicijnen en toxinen. Cytochroom P450 komt praktisch in alle levende cellen voor.

    Lees verder ›
  • CA 15.3

    Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.

    Lees verder ›
  • Gastrine

    Meting van verhoogde of verlaagde gastrineproductie.

    Lees verder ›
  • Erytrocyten

    Het bepalen van de concentratie van erytrocyten in bloed.

    Lees verder ›
  • Proteïne C

    Bepaling van een tekort aan proteïne C.

    Lees verder ›
  • Osteoporose ICPC-2: L95; ICD-10: M80, M81, M82

    Lees verder ›
  • DOAC, direct werkende orale anticoagulantia

    In het laatste decennium zijn er meerdere nieuwe orale anticoagulantia in Nederland op de markt gekomen. Deze nieuwe middelen zijn conform de Leidraad begeleide introductie nieuwe orale antistollingsmiddelen (geschreven door de de wetenschappelijke verenigingen (NVVC, NIV, NVN, NOV, VAL/NVKC, NVZA/KNMP) en de Orde Medisch Specialisten) geïntroduceerd. Deze orale middelen betreffen enerzijds de directe trombine-inhibitor dabigatran en anderzijds meerdere directe Xa-inibitors, zoals apixaban, edoxaban en rivaroxaban. Vanwege hun voorspelbare antistollende effect is geen routinematige controle door middel van laboratoriumtests nodig. Deze nieuwe middelen zullen in belangrijke mate de vitamine K-antagonisten gaan vervangen.

    Lees verder ›
  • Alopecia/Haaruitval ICPC-2: S23; ICD-10: L63;L64;L65;L66

    Lees verder ›
  • Parathyroïdhormoon in bloed (PTH)

    Bepaling van parathyroïdhormoon (PTH) in plasma.

    Lees verder ›
  • Prealbumine

    Bepaling van prealbumine werd gebruikt ter evaluatie van de eiwitvoedingsstatus. Naar huidige inzichten is prealbumine daar niet geschikt voor. Prealbumine kan een prognostische waarde hebben bij verschillende ziekten.

    Lees verder ›
  • Stollingsfactoren

    Onderzoek naar de stolfactoractiviteit van specifieke stolfactoren van het stollingssysteem.

    Lees verder ›
  • Anemie, macrocytair ICPC-2: B81; ICD-10: D52.9

    Lees verder ›
  • Antistolling, monitoring van

    Het monitoren van het effect van anticoagulantia op de plasmatische stolling.

    Lees verder ›
  • Glutathionreductase in erytrocyten (GR)

    Het meten van de activiteit van glutathionreductase in erytrocyten, meestal als referentie voor de interpretatie van andere erytrocytaire enzymen.

    Lees verder ›
  • Proteïne S

    Bepaling van een tekort aan proteïne S bij de diagnostiek van erfelijke trombofilie.

    Lees verder ›
  • Shigatoxineproducerende Escherichia coli (STEC)

    Shigatoxineproducerende (STEC) is een enteropathogene . STEC veroorzaakt diarree op basis van de vorming van toxines die sterk lijken op de toxines die door geproduceerd worden (SLT1 en SLT2): deze toxines werden eerder ook aangeduid als verotoxine, vandaar de oude naam ‘verotoxineproducerende ’. Vooral stammen met serotype O157:H7, die verschilden van de gewone in omzetting van sorbitol, waren bekend om de productie van deze toxine. Later is gebleken dat ook stammen uit andere serogroepen deze toxines kunnen produceren.

    Lees verder ›
  • Sarcoïdose ICPC-2: B99; ICD-10: D86

    Lees verder ›
  • Hemoglobine (Hb)

    De hemoglobineconcentratie van het bloed wordt bepaald bij verdenking op anemie of polycythemie.

    Lees verder ›
  • Hepatitis A-virus (HAV)

    Hepatitis A-virus (HAV) is een RNA-virus met fecaal-orale transmissie.

    Lees verder ›
  • Immunologische fecaaloccultbloedtest (iFOBT)

    Bepaling van humaan hemoglobine in feces voor de screening naar colorectale kanker of voorstadia daarvan.

    Lees verder ›
  • Reticulocyten

    Reticulocyten zijn de voorlopers van erytrocyten. Het tellen van reticulocyten in het perifere bloed geeft op een eenvoudige manier een aanwijzing over de aanmaak van rode cellen in het beenmerg. Bij een verhoogde aanmaak van erytrocyten neemt het aantal reticulocyten toe. Het aantal reticulocyten is dus een maat voor de activiteit van de erytropoëse.

    Lees verder ›
  • Vet in feces

    Bepaling van de vetuitscheiding in feces.

    Lees verder ›
  • Koper

    Het bepalen van koper in serum of urine bij de diagnostiek en de behandeling van kopertekort of koperstapeling.

    Lees verder ›
  • Reductie-eigenschappen van urine

    Nagaan of in de urine van een patiënt stoffen aanwezig zijn die reducerende eigenschappen hebben. Daarbij wordt gedacht aan de aanwezigheid van gemakkelijk oxideerbare koolhydraten. De aanwezigheid kan duiden op een afwijking in het koolhydraatmechanisme.

    Lees verder ›
  • Activated partial-thromboplastin time (APTT)

    Onderzoek van de intrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.

    Lees verder ›
  • Alcohol

    Analyse van alcohol (ethanol) in bloed.

    Lees verder ›
  • Dwarslaesie, niet-traumatische ICPC: N81 ICD: S34.1

    Lees verder ›
  • Kinkhoest ICPC-2: R71; ICD-10: A37

    Lees verder ›
  • Multipele sclerose ICPC-2: N86; ICD-10: G35

    Lees verder ›
  • Creatinine

    Diagnose, classificatie of vervolgen van renale insufficiëntie. Daarnaast kan creatinine in urine ook gebruikt worden ter controle van de vierentwintiguursverzameling en om de concentratie van andere stoffen (eiwitten, medicatie) te corrigeren voor de verschillen in urineconcentratie (urineportie). Om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te kunnen schatten zonder gecompliceerd onderzoek, maakt men tegenwoordig, zoals de KDIGO voorschrijft, gebruik van de CKD-EPI-formule. De klaring bij kinderen (< 18 jaar) kan worden geschat met de Schwartz-formule.

    Lees verder ›
  • Lactaat

    Nader onderzoek acidose. Verdenking metabole stoornis.

    Lees verder ›
  • Lupus anticoagulans (LAC)

    Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).

    Lees verder ›
  • Methylmalonzuur (MMA)

    Het opsporen van erfelijke of verworven stoornissen in het metabolisme van methylmalonzuur; het bevestigen of ontkennen van een vitamine B-deficiëntie op cellulair niveau.

    Lees verder ›
  • Salmonella species

    is een facultatief anaerobe gramnegatieve bacterie, behorend tot de familie der . De bacterie is in staat om na fagocytose te overleven in macrofagen. De poging van het lichaam om (hieruit) te elimineren, met name via het cellulaire deel van het immuunsysteem met de productie van allerlei cytokines, veroorzaakt een necrotiserende ontstekingsreactie van de lymfoïde weefsels in de buikholte (mesenteriale lymfeknopen, Peyer-plaques). Daardoor ontstaan soms complicaties zoals bloedingen of perforaties in (de buurt van) de Peyer-plaques.

    Lees verder ›
  • Urineonderzoek, kwalitatief

    Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • Vitamine K-oxidereductasecomplex-1 (VKORC1)

    Genotypering voor -1639G>A of 1173C>T van het VKORC1 wordt uitgevoerd om de gevoeligheid voor coumarines (acenocoumarol, fenprocoumon, warfarine) vast te stellen.

    Lees verder ›
  • Anemie, microcytair ICPC-2: B80; ICD-10: D50.8

    Lees verder ›
  • Bloedingsneiging, verhoogde ICPC-2: B83; ICD-10: D65;D66;D67;D68;D69

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen intrinsic factor

    Diagnostiek bij verdenking op pernicieuze anemie.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen pariëtale cellen

    Diagnostiek bij verdenking op auto-immuungastritis en pernicieuze anemie.

    Lees verder ›
  • Calcium

    Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.

    Lees verder ›
  • Catecholaminen en metabolieten

    Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.

    Lees verder ›
  • Polyneuropathie ICPC-2: N94; ICD-10: G61;G62;G63

    Lees verder ›
  • Cytochemisch onderzoek van beenmerg

    Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.

    Lees verder ›
  • Foliumzuur

    Het bevestigen van een foliumzuurtekort als oorzaak van hematologische aandoeningen of het vaststellen van foliumzuurtekort als risicofactor, onder andere bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind door het meten van de concentratie van foliumzuur in het bloed. Deze is echter niet volledig representatief voor de werking van foliumzuur in de weefsels. In een grijs gebied tussen ruime aanwezigheid en ernstig tekort geeft de concentratie in het bloed geen eenduidig antwoord op de vraag of er in de weefsels zelf een tekort bestaat. De concentratie homocysteïne in het bloed kan daarover beter uitsluitsel geven (zie Homocysteïnetest).

    Lees verder ›
  • Fosfaat

    Bepalen van hyper/hypofosfatemie en van hyper/hypofosfaturie.

    Lees verder ›
  • ‘High-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-c)

    Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.

    Lees verder ›
  • Indolen, waaronder serotonine en 5-hydroxy-3-indolazijnzuur (5-HIAA)

    Bepaling van de serotonine en zijn metaboliet 5-hydroxy-3-indolazijnzuur (5-HIAA) in trombocyten (plaatjesrijk plasma) en/of urine voor de diagnostiek naar neuro-endocriene tumoren (NET‘s).

    Lees verder ›
  • INR (International Normalised Ratio)

    Controle van behandeling met orale anticoagulantia (vitamine K-antagonisten).

    Lees verder ›
  • Lipoproteïnen

    Onderzoek naar lipiden en (apo)lipoproteïnen.

    Lees verder ›
  • Nierstenen

    Onderzoek naar de samenstelling van de verkregen urinewegsteen in het kader van het ophelderen van de oorzaak van het ontstaan, en het zo nodig instellen van therapie.

    Lees verder ›
  • Protrombinetijd (PT)

    Screeningsonderzoek van de extrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.

    Lees verder ›
  • Vitamine K

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine K-deficiëntie.

    Lees verder ›
  • Zink

    Het opsporen van een zinkdeficiëntie.

    Lees verder ›
  • Medisch laboratoriumonderzoek

    1 Algemene inleiding

    Lees verder ›