Lees verder ›
Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.
Lees verder ›Diagnose en follow-up van primair levercelcarcinoom en non-seminomateuze kiemceltumoren.
Lees verder ›Vrij levende amoeben, protozoën.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Dexamethasonremmingstests worden gebruikt in de (differentiële) diagnostiek naar het syndroom van Cushing.
Lees verder ›Lees verder ›
(voorheen , ook met een enkele i wordt veel aangetroffen) is een eencellige fungus (gist). Het is niet bekend of een reservoir heeft buiten de mens.
Lees verder ›Lees verder ›
■ differentiële diagnostiek en controle op beloop en behandeling van lever- en spierziekten
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek en follow-up van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Lees verder ›Lees verder ›
Vaststellen van het gehalte van IgG-subklassen.
Lees verder ›Aantonen van lactosemalabsorptie.
Lees verder ›Vaststellen van de concentratie van β-microglobuline (β2M) in serum, urine of liquor.
Lees verder ›Onderscheid maken tussen de aanwezigheid van (mono)klonale dan wel polyklonale populaties van B- of T-lymfocyten. In combinatie met histomorfologische, immunofenotypische en klinische gegevens draagt dit bij tot het vaststellen van het maligne (monoklonale) dan wel reactieve (polyklonale) karakter van de verdachte lymfoproliferatie en daarmee tot een betere diagnose.
Lees verder ›species zijn eencellige parasieten () behorende tot de apicomplexa. Tot voor kort waren er vier -soorten bekend als veroorzaker van malaria bij de mens: (malaria tropica), en (malaria tertiana) en (malaria quartana). Recentelijk is daar bijgekomen, een soort die gewoonlijk bij apen voorkomt maar in Zuidoost-Azië ook bij de mens tot infecties leidt.
Lees verder ›Het vaststellen van een primaire immunodeficiëntie bij voorkeur inclusief identificatie van het genetische defect
Lees verder ›Bepalen van VIP in het plasma voor de diagnose en follow-up van VIP-producerende neuro-endocriene tumoren.
Lees verder ›Lees verder ›
■ differentiële diagnostiek van leverziekten
Lees verder ›Lees verder ›
Het vaststellen van een gestoorde nierfunctie, waarbij er te veel albumine wordt uitgescheiden in de urine.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op coeliakie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).
Lees verder ›Diagnostiek bij inflammatoir darmlijden (IBD), ter serologische differentiatie tussen de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Het monitoren van het effect van anticoagulantia op de plasmatische stolling.
Lees verder ›■ vaststellen van intestinaal eiwitverlies () in geval van hypoalbuminemie
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van verhoogd bilirubinegehalte.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepalen van cholesterol in serum/heparineplasma.
Lees verder ›Lees verder ›
Coronavirussen zijn RNA-virussen behorend tot de familie van de . Voor de mens is een aantal typen pathogeen: 229, NL63, OC43 en SARS ()-coronavirus.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van C-reactieve proteïne (CRP) ter opsporing van infectie en vervolg van therapie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op cryoglobulinemie.
Lees verder ›Tuberculose is een ziekte die wordt veroorzaakt door een van de mycobacteriële species van het complex. De ziekte kent vele verschillende uitingsvormen, waarvan longtuberculose veelal met de meeste ziekteactiviteit gepaard gaat.
Lees verder ›Het bepalen van de concentraties van de erytrocyten, trombocyten en de verschillende typen leukocyten in bloed en het kwalitatief beoordelen van bloedcellen in een uitstrijkpreparaat.
Lees verder ›Amoeben zijn eencellige parasieten () die normaal gesproken in de darm leven. Amoebiasis wordt veroorzaakt door . Daarnaast bestaan er nog verscheidene niet-pathogene amoebensoorten, zowel behorende tot het geslacht (o.a. ) als de soorten en . De (kleine vegetatieve) amoeben leven in de dikke darm. Zij voeden zich daar onder andere met bacteriën en vermenigvuldigen zich door deling. Een gedeelte van de amoeben rondt zich af en vormen een stevige wand. Deze cysten worden met de ontlasting uitgescheiden en zijn direct infectieus. Bij kunnen de vegetatieve amoeben zich ook ontwikkelen tot grote invasieve amoeben. Deze voeden zich met bloed en weefsel en beschadigen de mucosa en submucosa van de dikke darm waarbij kleine bloedende laesies ontstaan. Hierdoor komt er bloed bij de ontlasting (dysenterie). Het is ook mogelijk dat de grote invasieve amoeben door de darmwand de bloedcirculatie bereiken en in organen, veelal de lever, terechtkomen. Hier kunnen ze een karakteristiek abces vormen. De meeste gevallen van een amoebenabces zullen binnen de eerste 3-6 maanden na terugkomst uit een endemisch (sub)tropengebied gevonden worden. Maar men dient er op bedacht te blijven bij iedereen die ooit in een dergelijk gebied geweest is.
Lees verder ›Het meten van de activiteit van glucose-6-fosfaatdehydrogenase in erytrocyten.
Lees verder ›Hereditaire hemochromatose (HH) is een autosomaal recessief overervende aandoening, waarbij ijzerstapeling kan optreden in verschillende organen als gevolg van toegenomen intestinale ijzeropname. Er zijn verschillende vormen van HH bekend. Oorzaken van HH zijn bijna altijd gelegen in erfelijke afwijkingen van bepaalde eiwitten waardoor er in de lever te weinig van het peptide hormoon hepcidine wordt aangemaakt en aan de bloedbaan afgegeven. In 1996 werd het eerste HH-veroorzakende gen geïdentificeerd: het HFE-gen. Dit gen ligt op de korte arm van chromosoom 6, bestaande uit 7 exonen en beslaat ongeveer 12 kb aan genomisch DNA. Het product van het HFE-gen is het membraangebonden HFE-eiwit dat analoog is aan de HLA-klasse I-antigenen.
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).
Lees verder ›is een eencellige darmparasiet () behorende tot de coccidiën. Recentelijk is de parasiet ingedeeld bij het geslacht is de enige bij de mens voorkomende soort. De parasiet infecteert de epitheelcellen van de dunne darm.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit van lactaatdehydrogenase (LD) in bloedplasma of serum.
Lees verder ›Aantonen van gestoorde absorptie van koolhydraten, in het bijzonder lactose en fructose.
Lees verder ›is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.
Lees verder ›Onderzoek van liquor cerebrospinalis bij neurologische vraagstellingen.
Lees verder ›(MRD)-diagnostiek heeft als doel de hoeveelheid tumorcellen die tijdens of na behandeling van een hematologische maligniteit nog in het beenmerg of bloed van de patiënt aanwezig zijn vast te stellen. Dergelijke informatie maakt het mogelijk om per patiënt de behandeling aan te passen (verminderen of verzwaren).
Lees verder ›Onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van bepaalde moleculaire markers (genetische afwijkingen, zoals chromosoomafwijkingen en mutaties) bij patiënten met de diagnose hematologische maligniteit, teneinde een betere classificatie van het type hematologische maligniteit met betrekking tot diagnose en prognose te bewerkstelligen. De aanwezige verworven genetische afwijkingen kunnen vervolgens eventueel worden gebruikt voor het bepalen van de response op therapie van de patiënt met de hematologische maligniteit.
Lees verder ›Bepaling van concentraties van monoklonale therapeutica () en/of aantonen van antistoffen tegen deze therapeutische antistoffen in serum. De immunogeniciteit bij deze therapeutica wordt ook wel (ADA) genoemd.
Lees verder ›Non-fermenters is een verzamelnaam voor een groep aeroob groeiende gramnegatieve staven niet die niet in staat om glucose af te breken), die regelmatig geïsoleerd worden uit klinische materialen.
Lees verder ›Lees verder ›
De hier te bespreken prenatale diagnostiek behoort nu, 2019, bij de traditionele methoden om prenatale diagnostiek uit te voeren. Traditionele methoden, zoals het invasief verzamelen van foetaal genetisch materiaal bij de vlokkentest of de vruchtwaterpunctie, hebben een risico op spontane abortus. Door de ontdekking, voor het eerst gemeld in 1997, van de aanwezigheid van foetaal DNA ( DNA, cffDNA) in de circulatie van zwangeren is het mogelijk geworden om op niet-invasieve wijze uit het bloed van de moeder genetische en chromosomale informatie te verkrijgen. De toepassing van deze mogelijkheden in de kliniek heeft geleid tot een sterke afname van de invasieve procedures. Er blijft zeker ruimte voor het uitvoeren van deze invasieve technieken als vervolg op een positieve uitslag bij de niet-invasieve screeningstests.
Lees verder ›Vaststellen of bij een persoon die op dit moment gezond is, zich later in het leven een erfelijke ziekte zal openbaren. Door dit onderzoek wordt de leeftijd waarop de diagnose wordt gesteld aanzienlijk vervroegd. Binnen de klinisch-genetische praktijk wordt deze vorm van onderzoek voornamelijk aangevraagd bij erfelijke aandoeningen met een autosomaal dominant overervingspatroon die zich op volwassen leeftijd openbaren. De voornaamste groepen aandoeningen waarbij op dit moment presymptomatisch DNA-onderzoek plaats vindt zijn erfelijke vormen van kanker (bijvoorbeeld mammacarcinoom en coloncarcinoom), erfelijke neurodegeneratieve aandoeningen (bijvoorbeeld de ziekte van Huntington) en erfelijke neuromusculaire aandoeningen (met name myotone dystrofie).
Lees verder ›is een facultatief anaerobe gramnegatieve bacterie, behorend tot de familie der . De bacterie is in staat om na fagocytose te overleven in macrofagen. De poging van het lichaam om (hieruit) te elimineren, met name via het cellulaire deel van het immuunsysteem met de productie van allerlei cytokines, veroorzaakt een necrotiserende ontstekingsreactie van de lymfoïde weefsels in de buikholte (mesenteriale lymfeknopen, Peyer-plaques). Daardoor ontstaan soms complicaties zoals bloedingen of perforaties in (de buurt van) de Peyer-plaques.
Lees verder ›Bepalen van lymfocytenactiviteit, met name T-lymfocyten.
Lees verder ›Onderzoek naar de stolfactoractiviteit van specifieke stolfactoren van het stollingssysteem.
Lees verder ›is een rondworm () en wordt gerekend tot de groep van grondnematoden.
Lees verder ›De suikerabsorptietest wordt gebruikt voor het onderzoek van de darmdoorlaatbaarheid bij enteropathie en ontstekingsprocessen van de darmwand. Door meting van de mate van diffusie door de darmwand van twee niet-absorbeerbare suikers van verschillende molecuulgrootte kan een indruk worden gekregen van de barrièrefunctie en het oppervlak van de darmwand.
Lees verder ›Meting van de respons van prolactine (PRL), humaan groeihormoon (hGH), thyroïdstimulerend hormoon (TSH) op toediening van TRH ter evaluatie van de hypofysefunctie.
Lees verder ›Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.
Lees verder ›Meting van vrij thyroxine en thyroxine in serum of plasma.
Lees verder ›Aanvullend onderzoek ter bevestiging hyperthyreoïdie, wanneer de normale diagnostiek niet voldoet.
Lees verder ›Trypanosomen zijn eencellige parasieten () behorende tot de weefselflagellaten. en zijn de veroorzakers van de humane Afrikaanse slaapziekte. De parasieten worden overgebracht door de tseetseevlieg ().
Lees verder ›Onderzoek naar de vitamine D-status.
Lees verder ›Het begrip immunofenotypering wordt in de immunologie en hematologie gebruikt voor onderzoek naar het immunofenotype van cellen (veelal leukocyten). Hierbij wordt gebruikgemaakt van (monoklonale) antistoffen die specifiek een bepaald eiwit of suikergroep op de celmembraan of intracellulair herkennen. Veelal wordt gebruikgemaakt van fluorochroom-geconjugeerde antistoffen, waarna de reactiviteit snel en eenvoudig kan worden vastgesteld door de leukocyten (of andere cellen) te analyseren met de flowcytometer. Door meerdere antistoffen gelijktijdig te gebruiken wordt gedetailleerde informatie verkregen over het eiwit-expressieprofiel (ofwel immunofenotype) van de onderzochte cellen.
Lees verder ›