102 resultaten gevonden voor 'ca'

  • CA 15.3

    Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.

    Lees verder ›
  • CA 125

    Bepaling van CA 125 in het serum.

    Lees verder ›
  • Cannabinoïden

    Onderzoek op gebruik van cannabis.

    Lees verder ›
  • Cataract/Staar ICPC-2: F92; ICD-10: H25;H26;H28

    Lees verder ›
  • CA 19.9

    Follow-up van gastro-intestinale tumoren.

    Lees verder ›
  • Calreticuline (CALR)-mutatie

    Het testen op de aanwezigheid van de -mutatie (calreticuline) wordt gebruikt bij het diagnosticeren van de myeloproliferatieve aandoeningen (MPN’s) essentiële trombocytose (ET) en primaire myelofibrose (PMF). Bij patiënten met essentiële trombocytose of primaire myelofibrose die geen - of -mutatie hebben, blijkt in circa 60-80% van de gevallen een -mutatie aantoonbaar. Door aantoning van een -mutatie wordt de aanwezigheid van klonale ziekte vastgesteld en incorporatie van deze mutatieanalyse in de diagnostiek verhoogt de mogelijkheid tot specifieke mutatiedetectie bij MPN tot > 90%. In het algemeen worden -mutaties bij jongere patiënten gevonden en gaan ze gepaard met significant hogere trombocytenaantallen dan -positieve ET-patiënten met een beduidend lager tromboserisco.

    Lees verder ›
  • Carpaletunnelsyndroom ICPC-2: N93; ICD-10: G56.0

    Lees verder ›
  • Calcitonine in bloed (CT)

    Bepaling van calcitonine (CT), veelal in combinatie met een stimuleringstest.

    Lees verder ›
  • Calcium

    Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.

    Lees verder ›
  • Calprotectine

    Onderscheid maken tussen inflammatoire darmaandoening (IBD) en prikkelbaredarmsyndroom (IBS) en follow-up van IBD.

    Lees verder ›
  • Campylobacter

    zijn kommavormige, micro-aerofiele gramnegatieve bacteriën. De bacteriën zijn sterk beweeglijk en kunnen een filter met een poriegrootte van 0,45 μm passeren, een eigenschap waarvan gebruikgemaakt wordt bij de isolatie uit sterk verontreinigde materialen als feces. Oorspronkelijk waren vrijwel alle isolaten van gevoelig voor macroliden en fluorochinolonen; de resistentie tegen de laatste groep antibiotica is sterk toegenomen door het ruime gebruik van deze middelen in de veterinaire sector.

    Lees verder ›
  • Candida species

    Aantonen van -soorten met kweek en serologie.

    Lees verder ›
  • Carcino-embryonaal antigeen in bloed (CEA)

    Bepaling van carcino-embryonaal antigeen (CEA) in bloed prognostisch en in de follow-up van colorectale kanker.

    Lees verder ›
  • Carnitine

    Meting van de concentraties van vrij L-carnitine en acylcarnitine species in plasma vindt plaats wanneer gedacht wordt aan een defect in de mitochondriële β-oxidatie van vetzuren (vetzuuroxidatiedefect, VZOD) of aan een organo-acidurie.

    Lees verder ›
  • Catecholaminen en metabolieten

    Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.

    Lees verder ›
  • Bronchuscarcinoom ICPC-2: R84; ICD-10: C34

    Lees verder ›
  • Basaalcelcarcinoom ICPC-2: S77; ICD-10: C44

    Lees verder ›
  • Scabiës ICPC-2: S72; ICD-10: B86

    Lees verder ›
  • Toxocara

    en zijn respectievelijk de honden- en kattenspoelworm. Pups komen vaak al besmet ter wereld, kittens raken besmet via de moedermelk. Beide scheiden grote aantallen eieren uit die na twee tot zes weken infectieus zijn. Volwassen dieren zijn ook vaak besmet, maar scheiden veel kleinere aantallen eieren uit. Indien infectieuze eieren door de mens worden opgegeten. komen ze uit, verlaten het maag-darmkanaal, en kunnen zich door de weefsels verplaatsen zonder uit te groeien tot volwassen wormen (viscerale larva migrans). -infecties verlopen echter mild of symptoomloos zolang het aantal parasieten gering blijft. is de voor de mens meest pathogene soort.

    Lees verder ›
  • Acanthamoeba species

    Vrij levende amoeben, protozoën.

    Lees verder ›
  • Anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA)

    Vaststellen van de aan- of afwezigheid van anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA) en van de specificiteit van de ANCA (in het kader van vasculitis: vooral gericht tegen proteïnase-3/PR3 of tegen myeloperoxidase/MPO). Kwantitatieve bepaling van ANCA-spiegels bij diagnostiek en ter evaluatie van therapie en beloop van ziekte bij patiënten met systemische vasculitis.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen glutaminezuurdecarboxylase (GAD)

    Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen Saccharomyces cerevisiae (ASCA)

    Diagnostiek bij inflammatoir darmlijden (IBD), ter serologische differentiatie tussen de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.

    Lees verder ›
  • Leverafwijking, focaal ICPC-2: D97 ICD K76.89

    Lees verder ›
  • Ovariumcarcinoom ICPC-2: X77; ICD-10: C56

    Lees verder ›
  • Cocaïne

    Onderzoek op gebruik van cocaïne.

    Lees verder ›
  • Polymyalgia rheumatica ICPC-2: L99; ICD-10: M35.3

    Lees verder ›
  • Prostaatcarcinoom ICPC-2: Y77; ICD-10: C61

    Lees verder ›
  • Cyclospora cayetanensis

    is een eencellige darmparasiet () behorende tot de coccidiën. Besmetting gebeurt veelal via slecht gewassen fruit en groente, maar kan ook via water overgedragen worden. Overdracht van mens op mens is niet mogelijk: het parasietstadium dat voor besmetting zorgt, moet minimaal twee weken in het milieu uitgerijpt zijn.

    Lees verder ›
  • Urticaria ICPC-2: S98; ICD-10: L50

    Lees verder ›
  • Farmacogenetica

    Niet alle patiënten reageren hetzelfde op het gebruik van een geneesmiddel. Dat kan inhouden dat de ene patiënt veel bijwerkingen ervaart, terwijl een andere patiënt geen baat heeft bij bepaalde medicatie. Voor sommige geneesmiddelen wordt daarom de bloedspiegel bepaald, waarop de dosis kan worden aangepast om deze tot een therapeutisch niveau te brengen. Een deel van de variatie in de effectiviteit en bijwerkingen van een geneesmiddel kan verklaard worden door verschillen in afbraaksnelheid (metabole activiteit) tussen patiënten van geneesmiddelen door de lever. Deze verschillen worden deels veroorzaakt door variaties in de genetische achtergrond van mensen, oftewel het DNA.

    Lees verder ›
  • Immunologische fecaaloccultbloedtest (iFOBT)

    Bepaling van humaan hemoglobine in feces voor de screening naar colorectale kanker of voorstadia daarvan.

    Lees verder ›
  • Monoklonale therapeutica (concentratie in serum/immunogeniciteit)

    Bepaling van concentraties van monoklonale therapeutica () en/of aantonen van antistoffen tegen deze therapeutische antistoffen in serum. De immunogeniciteit bij deze therapeutica wordt ook wel (ADA) genoemd.

    Lees verder ›
  • Mucopolysachariden (glycosaminoglycanen, GAG), screening in urine

    Nagaan of bij de patiënt een mucopolysacharidose (bindweefselziekte, verkeerde samenstelling van weefselvocht of van de extracellulaire matrix) aanwezig kan zijn, ofwel cellulaire opslag van mucopolysachariden in verschillende weefsels door een tekort aan een of meer lysosomale enzymen. De overmaat aan opgeslagen mucopolysachariden wordt in de urine uitgescheiden.

    Lees verder ›
  • Nocardia species

    species zijn grampositieve, halfzuurvaste aerobe actinomyceten die enige verwantschap hebben met mycobacteriën en .

    Lees verder ›
  • SCC-antigeen (‘squamous cell carcinoma’-antigeen)

    Postoperatieve follow-up bij cervixcarcinoom en beoordeling van het effect van chemo- en/of radiotherapie.

    Lees verder ›
  • Vitamine A en caroteen

    Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen cardiolipine (aCLA) en β2-glycoproteïne 1 (β2-GP1)

    Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).

    Lees verder ›
  • Defecatiepatroon, veranderd (aanwijzingen voor coloncarcinoom) ICPC-2: D18;D75; ICD-10: R19.4;R19.5;C18

    Lees verder ›
  • Ascaris lumbricoides

    is een rondworm () en wordt gerekend tot de groep van grondnematoden.

    Lees verder ›
  • Cladosporium carionii, Fonsecaea pedrosoi, Fonsecaea compacta, Phialophora verrucosa, Exophiala jeanselmei

    Aantonen van verwekkers van onderhuidse mycosen met microscopie en kweek.

    Lees verder ›
  • Moleculaire classificatie van hematologische maligniteiten

    Onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van bepaalde moleculaire markers (genetische afwijkingen, zoals chromosoomafwijkingen en mutaties) bij patiënten met de diagnose hematologische maligniteit, teneinde een betere classificatie van het type hematologische maligniteit met betrekking tot diagnose en prognose te bewerkstelligen. De aanwezige verworven genetische afwijkingen kunnen vervolgens eventueel worden gebruikt voor het bepalen van de response op therapie van de patiënt met de hematologische maligniteit.

    Lees verder ›
  • Moraxella catarrhalis

    is een gramnegatieve, aerobe diplokok die achtereenvolgens en genoemd werd alvorens in het genus te worden ingedeeld. Andere soorten binnen het genus worden in verband gebracht met conjunctivitis.

    Lees verder ›
  • Pediculus humanus var. capitis

    (hoofdluis) is een ectoparasiet. Dit insect leeft op de behaarde hoofdhuid.

    Lees verder ›
  • Sarcoptes scabiei

    is een ectoparasiet, behorende tot de mijten, die op de menselijke huid leeft.

    Lees verder ›
  • Glutamaatdehydrogenase (GDH)

    Aantonen van hyperactiviteit van het glutamaatdehydrogenase (GDH) ten behoeve van het stellen van de diagnose HIHA (hyperinsulinisme-hyperammoniëmie)-syndroom, beschreven door Stanley et al. (1998).

    Lees verder ›
  • Pancreaselastase, in feces (p-elastase)

    Onderzoek van de exocriene pancreasfunctie.

    Lees verder ›
  • Osmolaliteit

    Lees verder ›
  • Follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH)

    Bepaling van follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH), basaal dan wel na stimulering met LHRH, dient ter evaluatie van het functioneren van de hypothalamus-hypofyse-gonadenas en functie van de gonaden.

    Lees verder ›
  • Chromogranine A (CgA)

    Follow-up bij neuro-endocriene tumoren.

    Lees verder ›
  • Dexamethasonremmingstest

    Dexamethasonremmingstests worden gebruikt in de (differentiële) diagnostiek naar het syndroom van Cushing.

    Lees verder ›
  • Hemoglobine, foetaal (HbF)

    Het bepalen van de hoeveelheid foetaal hemoglobine (HbF% in lysaat) bij verdenking op hemoglobinopathieën, hereditaire hemolytische anemie, aplastische anemie conform de landelijke protocollen van de VHL. (Zie .)

    Lees verder ›
  • CFTR-genotypering (cystische fibrose)

    Cystische fibrose (CF) is een autosomaal recessief overervende aandoening die veel voorkomt bij Kaukasiërs. Andere benamingen voor CF zijn pancreasfibrose, mucoviscidose of taaislijmziekte. In 1989 is het CFTR-gen geïdentificeerd. Het betreft een relatief groot gen met 27 exonen en een lengte van 250 kb; de exonen coderen voor een eiwit van 1480 aminozuren. Er zijn zeer veel verschillende CF-mutaties die de ziekte kunnen veroorzaken (> 1900), op voorwaarde dat ze in tweevoud aanwezig zijn. Echter, wereldwijd zijn ongeveer 35 mutaties verantwoordelijk voor bijna alle gevallen van CF. Afhankelijk van de groep waartoe een specifieke mutatie behoort, is de epitheliale terugresorptie van chloride in de zweetafvoerbuis gestoord.

    Lees verder ›
  • Lithium

    Controle van de lithiumspiegel gedurende therapie met lithium.

    Lees verder ›
  • Mycobacterium leprae

    is een zuurvaste staaf met affiniteit voor de schwanncellen. kan niet in vitro gekweekt kan worden en heeft in vivo een extreem lage groeisnelheid (verdubbelingstijd van 14 dagen). In geïnfecteerd weefsel zijn ze microscopisch te zien als bundels intracellulair gelegen staafjes en de dikke lipidenenvelop beschermt ze tegen afbraak in macrofagen en vele bactericide middelen.

    Lees verder ›
  • Urineonderzoek, kwalitatief

    Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • HE4 (humaan epididymis proteïne 4)

    Bepalen van humaan epididymis proteïne 4 (HE4) in serum.

    Lees verder ›
  • Legionella pneumophila

    is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.

    Lees verder ›
  • Amenorroe/Oligomenorroe, algemeen ICPC-2: X05; ICD-10: E28

    Lees verder ›
  • Adenovirus

    Adenovirussen zijn DNA-virussen, behorend tot de familie van de .

    Lees verder ›
  • Alcohol

    Analyse van alcohol (ethanol) in bloed.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen bijnierschors

    Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunadrenalitis (ziekte van Addison, bijnierschorsdeficiëntie).

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen huid

    Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen tissue-transglutaminase (tTGA)

    Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie.

    Lees verder ›
  • Bilirubine

    Bepaling van verhoogd bilirubinegehalte.

    Lees verder ›
  • Chlamydia pneumoniae

    is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.

    Lees verder ›
  • Creatinekinase-iso-enzymen (CK-i)

    Bepaling van het iso-enzym CK-MB is lange tijd gebruikt voor de diagnostiek van het hartinfarct (inmiddels vervangen door troponine I of troponine T). Analyse van de CK-iso-enzymen kan worden gebruikt voor de diagnostiek van (onbegrepen) verhoogde creatinekinase (CK)-activiteiten in bloed. Echter, hiervoor kunnen ook andere parameters worden gebruikt: myoglobine (spierafbraak), troponine I/T (hartschade) en S100 (hersenschade). Met de introductie van de genoemde parameters is de bepaling van CK-iso-enzymen niet of nauwelijks meer geïndiceerd.

    Lees verder ›
  • Fosfaat

    Bepalen van hyper/hypofosfatemie en van hyper/hypofosfaturie.

    Lees verder ›
  • ‘High-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-c)

    Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.

    Lees verder ›
  • Isospora belli

    is een eencellige darmparasiet () behorende tot de coccidiën. Recentelijk is de parasiet ingedeeld bij het geslacht is de enige bij de mens voorkomende soort. De parasiet infecteert de epitheelcellen van de dunne darm.

    Lees verder ›
  • Kalium

    Vaststellen van hyper- en hypokaliëmie.

    Lees verder ›
  • Koper

    Het bepalen van koper in serum of urine bij de diagnostiek en de behandeling van kopertekort of koperstapeling.

    Lees verder ›
  • Lysozym

    Lysozym in serum of urine wordt gebruikt om de toe- of afname van sarcoïdose te volgen.

    Lees verder ›
  • MDMA (XTC)

    Onderzoek op gebruik van MDMA (XTC; 3,4-methyleendioxymethamfetamine; ecstasy).

    Lees verder ›
  • Methadonmetaboliet (EDDP)

    Onderzoek op gebruik van methadon.

    Lees verder ›
  • Minimal residual disease (MRD) bij hematologische maligniteiten

    (MRD)-diagnostiek heeft als doel de hoeveelheid tumorcellen die tijdens of na behandeling van een hematologische maligniteit nog in het beenmerg of bloed van de patiënt aanwezig zijn vast te stellen. Dergelijke informatie maakt het mogelijk om per patiënt de behandeling aan te passen (verminderen of verzwaren).

    Lees verder ›
  • MRSA

    Meticillineresistente is een die door het vermogen om een speciaal penicillinebindend eiwit (PBP) te produceren resistent is tegen de werking van vrijwel alle β-lactamantibiotica (penicilline, cefalosporine en carbapenem). Bij veel MRSA’s is daarnaast nog sprake van resistentie tegen andere klassen antibiotica, waardoor in sommige gevallen effectieve behandeling van ernstige infecties zeer bemoeilijkt wordt.

    Lees verder ›
  • Porfyrinen

    Bij verdenking op porfyrie, loodintoxicatie en hereditaire tyrosinemie (zeldzaam) vaststellen of afwijkingen in het heemmetabolisme passen bij de klachten van de patiënt.

    Lees verder ›
  • Renine

    Evaluatie van de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).

    Lees verder ›
  • S-100B in serum

    Merker voor de follow-up van patiënten met maligne melanoom en marker voor cerebrale schade.

    Lees verder ›
  • Thyreoglobuline (Tg)

    Bepaling van thyreoglobuline (Tg).

    Lees verder ›
  • Vet in feces

    Bepaling van de vetuitscheiding in feces.

    Lees verder ›
  • Vitamine B3

    Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (vitamine PP, , niacine, nicotinezuur, E375).

    Lees verder ›
  • Medisch laboratoriumonderzoek

    1 Algemene inleiding

    Lees verder ›
  • Amfetamines

    Onderzoek op gebruik van amfetamines.

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen aquaporine 4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG)

    Diagnostiek bij verdenking neuromyelitis optica (spectrumziekte), middels het vaststellen van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen aquaporine-4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG).

    Lees verder ›
  • Cushingsyndroom ICPC-2: T99; ICD-10: E24

    Lees verder ›
  • Antistoffen tegen mitochondriën

    Diagnostiek bij verdenking op primaire biliaire cholangitis, voorheen cirrose (PBC).

    Lees verder ›
  • Bloedgassen

    Het in beeld brengen van de gasuitwisseling en de zuur-basestatus van de patiënt middels het bepalen van de bloedgasparameters. Afhankelijk van het type analyser kunnen veelal de volgende bepalingen worden gemeten of berekend, pH, pO, pCO, HCO, BE, O-sat, SaO, FOHb, COHb, MetHb en SulfHb, Na, K, iCa, Cl, , glucose en lactaat.

    Lees verder ›
  • Botmerkers (o.a. CTx, NTx, DPD, OC, P1NP, BAP)

    Botmerkers worden in het bloed en de urine gemeten om afwijkingen in het botmetabolisme vast te stellen, waarbij een evenwicht tussen aanmaak en afbraak aanwezig hoort te zijn. Botmarkermetingen zijn geschikt als follow-up van osteoporosetherapie.

    Lees verder ›
  • Cortisol

    Bevestiging van verdenking op over- dan wel onderproductie van cortisol.

    Lees verder ›
  • Cytochemisch onderzoek van beenmerg

    Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.

    Lees verder ›
  • Immunoglobuline A (IgA)

    Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).

    Lees verder ›
  • Lactose-H2-ademtest

    Aantonen van gestoorde absorptie van koolhydraten, in het bijzonder lactose en fructose.

    Lees verder ›
  • Nierstenen

    Onderzoek naar de samenstelling van de verkregen urinewegsteen in het kader van het ophelderen van de oorzaak van het ontstaan, en het zo nodig instellen van therapie.

    Lees verder ›
  • Parathyroïdhormoon in bloed (PTH)

    Bepaling van parathyroïdhormoon (PTH) in plasma.

    Lees verder ›
  • Prealbumine

    Bepaling van prealbumine werd gebruikt ter evaluatie van de eiwitvoedingsstatus. Naar huidige inzichten is prealbumine daar niet geschikt voor. Prealbumine kan een prognostische waarde hebben bij verschillende ziekten.

    Lees verder ›
  • Salmonella species

    is een facultatief anaerobe gramnegatieve bacterie, behorend tot de familie der . De bacterie is in staat om na fagocytose te overleven in macrofagen. De poging van het lichaam om (hieruit) te elimineren, met name via het cellulaire deel van het immuunsysteem met de productie van allerlei cytokines, veroorzaakt een necrotiserende ontstekingsreactie van de lymfoïde weefsels in de buikholte (mesenteriale lymfeknopen, Peyer-plaques). Daardoor ontstaan soms complicaties zoals bloedingen of perforaties in (de buurt van) de Peyer-plaques.

    Lees verder ›
  • Thyreotropine-’releasing’ hormoon-test (TRH-test)

    Meting van de respons van prolactine (PRL), humaan groeihormoon (hGH), thyroïdstimulerend hormoon (TSH) op toediening van TRH ter evaluatie van de hypofysefunctie.

    Lees verder ›
  • Thyroïdstimulerend hormoon (TSH)

    Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.

    Lees verder ›
  • Urinesediment

    Semikwantitatief onderzoek urinesediment bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.

    Lees verder ›
  • Zwangerschapsscreening infectieziekten

    In de 12e week van de zwangerschap wordt bloed afgenomen voor de zwangerschapsscreening op drie infectieziekten: hepatitis B, syfilis en HIV. De achtergrond hiervan is dat deze aandoeningen een vermijdbaar risico voor de ongeborene inhouden. Voor HIV en hepatitis B geldt dat de screening plaatsvindt om overdracht durante partu te voorkomen door middel van profylaxe. Syfilis () is een bekende, zij het tegenwoordig zeldzame, oorzaak van miskramen en aangeboren afwijkingen die eenvoudig kan worden voorkomen door antibiotische behandeling. Hoewel de strikt genomen al voor de 12e week wordt gevonden in de foetus, neemt de kans op overdracht sterk toe met het ouder worden van de placenta. Behandeling van syfilis dient daarom direct na een positieve zwangerschapsscreening plaats te vinden. Ook bij een vroege besmetting treedt zichtbare schade overigens waarschijnlijk pas vanaf de 18e week op, wanneer het foetale immuunsysteem actief wordt.

    Lees verder ›