Lees verder ›
In de 12e week van de zwangerschap wordt bloed afgenomen voor de zwangerschapsscreening op drie infectieziekten: hepatitis B, syfilis en HIV. De achtergrond hiervan is dat deze aandoeningen een vermijdbaar risico voor de ongeborene inhouden. Voor HIV en hepatitis B geldt dat de screening plaatsvindt om overdracht durante partu te voorkomen door middel van profylaxe. Syfilis () is een bekende, zij het tegenwoordig zeldzame, oorzaak van miskramen en aangeboren afwijkingen die eenvoudig kan worden voorkomen door antibiotische behandeling. Hoewel de strikt genomen al voor de 12e week wordt gevonden in de foetus, neemt de kans op overdracht sterk toe met het ouder worden van de placenta. Behandeling van syfilis dient daarom direct na een positieve zwangerschapsscreening plaats te vinden. Ook bij een vroege besmetting treedt zichtbare schade overigens waarschijnlijk pas vanaf de 18e week op, wanneer het foetale immuunsysteem actief wordt.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
De bezinking (BSE) is een screeningsonderzoek bij symptomatische patiënten voor het opsporen van die ziekten, die een acutefasereactie bewerkstelligen of die een verhoging van immunoglobulinen geven. Sequentieel bepaald is de bezinking een parameter om het verloop van deze processen te volgen.
Lees verder ›Streptokokken zijn grampositieve bacteriën die in ketens groeien ( = ketting/keten). is een β-hemolytische streptokok, dat wil zeggen dat hemoglobine wordt afgebroken, hetgeen een opheldering geeft van bloedbevattende kweekmedia. Met behulp van de Lancefield-classificatie kunnen β-hemolytische streptokokken worden onderverdeeld in groep A, B, C en G op basis van een groepspecifiek polysacharide. bevat het groep B-polysacharide, de benamingen: groep B-streptokok (of varianten daarop) en worden door elkaar gebruikt.
Lees verder ›Lees verder ›
Het bepalen van de concentratie van erytrocyten in bloed.
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van plasminogeenactivatorinhibitor (PAI).
Lees verder ›Evaluatie van de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.
Lees verder ›Het opsporen van een zinkdeficiëntie.
Lees verder ›Met deze screeningstest wordt de kans op een afwijking in het DNA van de foetus en op het voorkomen op trisomie onderzocht.
Lees verder ›Meting van thyroxinebindend globuline (TBG) in serum of plasma.
Lees verder ›Het aantonen van maternale antistoffen tegen trombocyten van de foetus/neonaat, bij verdenking op FNAIT.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Onderzoek naar familiaire trombofilie.
Lees verder ›Herpessimplexvirus type 1 en 2, ook wel humaan herpesvirus 1 en 2, zijn DNA-virussen behorend tot de . Het zijn α-herpesvirussen.
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie IgM in serum.
Lees verder ›Onderzoek naar lipiden en (apo)lipoproteïnen.
Lees verder ›Meting van het progesterongehalte.
Lees verder ›is een spirocheet die niet in vitro gekweekt kan worden. Naast ssp. , de verwekker van syfilis, zijn er nog enkele nauwverwante soorten die eveneens pathogeen zijn voor de mens maar die in Nederland alleen gezien worden als importziekte: ssp. (yaws), ssp. (bejel, endemische syfilis) en (pinta).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Uitsluiten of bevestigen van een ceruloplasminetekort, deels in aanvulling op de bepaling van koper.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnose en follow-up van primair levercelcarcinoom en non-seminomateuze kiemceltumoren.
Lees verder ›Het bevestigen van een foliumzuurtekort als oorzaak van hematologische aandoeningen of het vaststellen van foliumzuurtekort als risicofactor, onder andere bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind door het meten van de concentratie van foliumzuur in het bloed. Deze is echter niet volledig representatief voor de werking van foliumzuur in de weefsels. In een grijs gebied tussen ruime aanwezigheid en ernstig tekort geeft de concentratie in het bloed geen eenduidig antwoord op de vraag of er in de weefsels zelf een tekort bestaat. De concentratie homocysteïne in het bloed kan daarover beter uitsluitsel geven (zie Homocysteïnetest).
Lees verder ›Het bepalen van de hoeveelheid foetaal hemoglobine (HbF% in lysaat) bij verdenking op hemoglobinopathieën, hereditaire hemolytische anemie, aplastische anemie conform de landelijke protocollen van de VHL. (Zie .)
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Vaststellen van overproductie van aldosteron bij de differentiële diagnostiek van mineralocorticoïdhypertensie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van C-reactieve proteïne (CRP) ter opsporing van infectie en vervolg van therapie.
Lees verder ›Lees verder ›
Vaststellen van verlaagd of verhoogd fibrinogeengehalte.
Lees verder ›Bepaling van galzuren in plasma/serum als gevoelige merker voor zwangerschapscholestase, leveraandoeningen en stoornissen in het galzuurmetabolisme.
Lees verder ›Bepalen van humaan epididymis proteïne 4 (HE4) in serum.
Lees verder ›Controle van behandeling met orale anticoagulantia (vitamine K-antagonisten).
Lees verder ›Het opsporen van irregulaire antistoffen tegen erytrocyten, i.e. antistoffen tegen andere bloedgroepen dan die in het ABO-systeem.
Lees verder ›Het bepalen van koper in serum of urine bij de diagnostiek en de behandeling van kopertekort of koperstapeling.
Lees verder ›De hier te bespreken prenatale diagnostiek behoort nu, 2019, bij de traditionele methoden om prenatale diagnostiek uit te voeren. Traditionele methoden, zoals het invasief verzamelen van foetaal genetisch materiaal bij de vlokkentest of de vruchtwaterpunctie, hebben een risico op spontane abortus. Door de ontdekking, voor het eerst gemeld in 1997, van de aanwezigheid van foetaal DNA ( DNA, cffDNA) in de circulatie van zwangeren is het mogelijk geworden om op niet-invasieve wijze uit het bloed van de moeder genetische en chromosomale informatie te verkrijgen. De toepassing van deze mogelijkheden in de kliniek heeft geleid tot een sterke afname van de invasieve procedures. Er blijft zeker ruimte voor het uitvoeren van deze invasieve technieken als vervolg op een positieve uitslag bij de niet-invasieve screeningstests.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne C.
Lees verder ›Onderzoek naar de stolfactoractiviteit van specifieke stolfactoren van het stollingssysteem.
Lees verder ›Inzicht verkrijgen in de functie van de nieren door het gelijktijdig of afzonderlijk meten van ureum in serum(plasma) en urine en de berekening van de ureumklaring. Daarnaast hebben de metingen afzonderlijk of gecombineerd tot doel het vervolgen van (chronische) stoornissen van de nierfunctie alsook van het effect van de behandeling daarvan; in geval van nierdialyse, het regelen van de dialysedosis en het betrouwbaar schatten van eiwitinname.
Lees verder ›Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.
Lees verder ›Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).
Lees verder ›Lees verder ›
Bepalen van de ABO (A, B, O)-bloedgroep (schrijfwijze letter ‘O’ maar in spreektaal aangegeven als ‘nul’) en antistoffen tegen deze bloedgroepen.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Onderzoek van de intrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Het vaststellen van een gestoorde nierfunctie, waarbij er te veel albumine wordt uitgescheiden in de urine.
Lees verder ›Lees verder ›
De activiteitsbepaling van alkalische fosfatase (AF) wordt gebruikt bij de diagnostiek en de follow-up van leveraandoeningen en botziekten.
Lees verder ›Bepaling van het antidiuretisch hormoon (ADH) of vasopressine in bloed.
Lees verder ›De directe antiglobulinetest (DAT) is gericht op het aantonen van antistoffen en/of complementfactoren die in vivo zijn gebonden aan de erytrocyten van de patiënt. De indirecte antiglobulinetest (IAT) is gericht op het aantonen van antistoffen gericht tegen erytrocyten in het serum of plasma van de patiënt. Vroeger werd de antiglobulinetest ook wel Coombs-test genoemd, naar de onderzoeker Dr. Coombs die deze test bedacht, zo bestaat de directe en indirecte Coombs-test.
Lees verder ›Antimulleriaans hormoon wordt door de testikels en de ovaria in wisselende hoeveelheden geproduceerd passend bij geslacht en leeftijd.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van CA 125 in het serum.
Lees verder ›Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.
Lees verder ›Bepaling van calcitonine (CT), veelal in combinatie met een stimuleringstest.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Meting van de concentraties van vrij L-carnitine en acylcarnitine species in plasma vindt plaats wanneer gedacht wordt aan een defect in de mitochondriële β-oxidatie van vetzuren (vetzuuroxidatiedefect, VZOD) of aan een organo-acidurie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnose, classificatie of vervolgen van renale insufficiëntie. Daarnaast kan creatinine in urine ook gebruikt worden ter controle van de vierentwintiguursverzameling en om de concentratie van andere stoffen (eiwitten, medicatie) te corrigeren voor de verschillen in urineconcentratie (urineportie). Om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te kunnen schatten zonder gecompliceerd onderzoek, maakt men tegenwoordig, zoals de KDIGO voorschrijft, gebruik van de CKD-EPI-formule. De klaring bij kinderen (< 18 jaar) kan worden geschat met de Schwartz-formule.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Cytomegalovirus is een humaan DNA-virus. Het is een β-herpesvirus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Bepaling van totaaleiwit in serum/plasma.
Lees verder ›Onderzoek naar familiaire trombofilie.
Lees verder ›Bepaling van follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH), basaal dan wel na stimulering met LHRH, dient ter evaluatie van het functioneren van de hypothalamus-hypofyse-gonadenas en functie van de gonaden.
Lees verder ›Bepalen van hyper/hypofosfatemie en van hyper/hypofosfaturie.
Lees verder ›De glucosetolerantietest (GTT) wordt voornamelijk gebruikt voor onderzoek naar gestoorde glucosetolerantie en zwangerschapsdiabetes in het geval dat losse glucosebepalingen geen uitkomst bieden.
Lees verder ›Bepaling van groeihormoon en het opsporen van de oorzaken van te lage en te hoge waarden.
Lees verder ›Bepalen van haptoglobineconcentratie in serum of plasma bij verdenking op intravasale hemolyse.
Lees verder ›Bepalen van de volumefractie van de erytrocyten in bloed.
Lees verder ›De hemoglobineconcentratie van het bloed wordt bepaald bij verdenking op anemie of polycythemie.
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›is een aerobe grampositieve bacterie die binnen een groot temperatuurbereik kan groeien (4 °C tot 37 °C). Het is een intracellulaire pathogeen, waarbij de cellulaire immuniteit van belang is. Er is een zestal verschillende soorten bekend, waarvan alleen pathogeen is voor de mens.
Lees verder ›Controle van de lithiumspiegel gedurende therapie met lithium.
Lees verder ›Het bepalen van de karakteristieken van de erytrocytenpopulatie.
Lees verder ›Met de metopirontest kan men een inschatting maken van stoornissen in de terugkoppeling van cortisol op het hypothalamus-hypofysesysteem.
Lees verder ›Parvovirus B19 is een DNA-virus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Het bepalen van prolactine in bloed.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne S bij de diagnostiek van erfelijke trombofilie.
Lees verder ›Bepalen van de Rh-bloedgroepen.
Lees verder ›Een semenanalyse wordt uitgevoerd in het kader van een oriënterend fertiliteitsonderzoek, dat zowel gericht is op het opsporen van de oorzaken van subfertiliteit als het bepalen van de kans op een spontane zwangerschap. Semenanalyses in het kader van behandeling van subfertiliteit, bijvoorbeeld intra-uteriene inseminatie (IUI), in-vitrofertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) of ter controle van een vasectomie/vasovasostomie worden buiten beschouwing gelaten, evenals analyses en bewerkingen van semen dat verkregen is na retrograde ejaculatie, elektro- of vibro-ejaculatie.
Lees verder ›Evaluatie van de androgeenstatus.
Lees verder ›is een eencellige parasiet () die obligaat intracellulair leeft. Bij katachtigen leeft de parasiet in de darmwand, waarbij oöcysten via de ontlasting worden uitgescheiden, die na enige tijd rijpen op de grond infectieus worden. Bij andere diersoorten, waaronder ook de mens, blijft de parasiet na orale opname niet in de darm maar invadeert het weefsel en vormt daar uiteindelijk weefselcysten. Deze weefselcysten kunnen overal in het lichaam worden gevonden, maar worden voornamelijk gezien in hart, hersenen, skeletspieren en longen. Naast contact met kattenuitwerpselen (tuinieren) is het eten van onvoldoende verhit vlees met weefselcysten een belangrijke besmettingsbron. Ziekteverschijnselen bij primo-infectie zijn mild, griepachtig met eventueel lymfadenitis. Bij immunosuppressie kunnen de parasieten reactiveren, met name in het centraal zenuwstelsel en in het oog. Bij een primo-infectie tijdens de zwangerschap kan congenitale toxoplasmose optreden. De infectie kan ook door middel van orgaantransplantatie worden overgebracht.
Lees verder ›Trypanosomen zijn eencellige parasieten () behorende tot de weefselflagellaten. veroorzaakt de ziekte van Chagas. De parasiet wordt overgebracht door bloedzuigende wantsen. Een infectie kan ook worden overgebracht via bloedtransfusie, weefseltransplantatie en tijdens de zwangerschap.
Lees verder ›Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Semikwantitatief onderzoek urinesediment bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van de von Willebrand-factor (vWF).
Lees verder ›Binnen de referentiewaarden vallen 95% van de analyseresultaten, verkregen bij onderzoek van een gezonde bevolkingsgroep, meestal (jonge) volwassenen. Dat wil zeggen dat 2,5% van de gezonde personen (1 op 40) een lagere en 2,5% van de personen (ook 1 op 40) een hogere uitslag heeft, al zal zo’n ‘afwijkende’ uitslag meestal niet ver buiten de referentiewaarden liggen. Voor de statistische achtergronden van de referentiewaarden wordt verwezen naar de specialistische literatuur. Om een indruk te krijgen van de kans dat de uitslag van een laboratoriumonderzoek ‘pluis’ of ‘niet pluis’ is kan deze niet alleen worden vergeleken met een eventuele eerdere uitslag, maar ook met bijpassende referentiewaarden. Daarbij moet de beoordelaar rekening houden met testeigenschappen zoals de gevoeligheid en specificiteit voor de betreffende aandoening en de meetfout van de betrokken methode. Zie hiervoor Medisch laboratoriumonderzoek, paragraaf 11 Klinische besliskunde.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›