Bij verdenking op prostaatcarcinoom, in combinatie met rectaal onderzoek (DRE), vaststellen bij welke patiënten prostaatbiopsie geïndiceerd is.
Lees verder ›Cytochroom P450 (ook wel afgekort als CYP, P450 of CYP450) is een verzameling enzymen die organische stoffen oxideren en afbreken waaronder potentiële schadelijk stoffen of lichaamsvreemde stoffen zoals medicijnen en toxinen. Cytochroom P450 komt praktisch in alle levende cellen voor.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne C.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne S bij de diagnostiek van erfelijke trombofilie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepalen van humaan epididymis proteïne 4 (HE4) in serum.
Lees verder ›Influenza-A en -B zijn RNA-virussen. De virussen behoren tot de familie van de .
Lees verder ›Het aantonen van autoantistoffen tegen trombocyten.
Lees verder ›Tuberculose is een ziekte die wordt veroorzaakt door een van de mycobacteriële species van het complex. De ziekte kent vele verschillende uitingsvormen, waarvan longtuberculose veelal met de meeste ziekteactiviteit gepaard gaat.
Lees verder ›Bepaling van de eventuele aanwezigheid van M-proteïnen in serum.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Onderzoek naar familiaire trombofilie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van albumine in serum.
Lees verder ›Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Hereditaire hemochromatose (HH) is een autosomaal recessief overervende aandoening, waarbij ijzerstapeling kan optreden in verschillende organen als gevolg van toegenomen intestinale ijzeropname. Er zijn verschillende vormen van HH bekend. Oorzaken van HH zijn bijna altijd gelegen in erfelijke afwijkingen van bepaalde eiwitten waardoor er in de lever te weinig van het peptide hormoon hepcidine wordt aangemaakt en aan de bloedbaan afgegeven. In 1996 werd het eerste HH-veroorzakende gen geïdentificeerd: het HFE-gen. Dit gen ligt op de korte arm van chromosoom 6, bestaande uit 7 exonen en beslaat ongeveer 12 kb aan genomisch DNA. Het product van het HFE-gen is het membraangebonden HFE-eiwit dat analoog is aan de HLA-klasse I-antigenen.
Lees verder ›Het bepalen van de IgG-concentratie in serum of ander lichaamsvocht.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van plasminogeenactivatorinhibitor (PAI).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG).
Lees verder ›De hier te bespreken prenatale diagnostiek behoort nu, 2019, bij de traditionele methoden om prenatale diagnostiek uit te voeren. Traditionele methoden, zoals het invasief verzamelen van foetaal genetisch materiaal bij de vlokkentest of de vruchtwaterpunctie, hebben een risico op spontane abortus. Door de ontdekking, voor het eerst gemeld in 1997, van de aanwezigheid van foetaal DNA ( DNA, cffDNA) in de circulatie van zwangeren is het mogelijk geworden om op niet-invasieve wijze uit het bloed van de moeder genetische en chromosomale informatie te verkrijgen. De toepassing van deze mogelijkheden in de kliniek heeft geleid tot een sterke afname van de invasieve procedures. Er blijft zeker ruimte voor het uitvoeren van deze invasieve technieken als vervolg op een positieve uitslag bij de niet-invasieve screeningstests.
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Vaststellen van gebruik van benzodiazepines.
Lees verder ›Het in beeld brengen van de gasuitwisseling en de zuur-basestatus van de patiënt middels het bepalen van de bloedgasparameters. Afhankelijk van het type analyser kunnen veelal de volgende bepalingen worden gemeten of berekend, pH, pO, pCO, HCO, BE, O-sat, SaO, FOHb, COHb, MetHb en SulfHb, Na, K, iCa, Cl, , glucose en lactaat.
Lees verder ›Bepaling van totaaleiwit in serum/plasma.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit van γ-glutamyltransferase (γGT) bij verdenking op lever- en galwegaandoeningen en verdenking op alcoholabusus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op immuungemedieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Vaststellen van de activiteit van angiotensine-I-converterend enzym (ACE) bij (neuro)sarcoïdose en andere granulomatosen.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op paraneoplastisch neurologisch syndroom en auto-immuunencefalitis.
Lees verder ›Diagnose en follow-up van primair levercelcarcinoom en non-seminomateuze kiemceltumoren.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG).
Lees verder ›Onderzoek naar lipiden en (apo)lipoproteïnen.
Lees verder ›Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.
Lees verder ›Lees verder ›
BK (de initialen van de eerste patiënt) virus- en JC-virus zijn DNA-virussen. Deze polyomavirussen behoren met de papillomavirussen tot de familie van de .
Lees verder ›Vaststellen/uitsluiten van spierschade of verhoogde spierafbraak.
Lees verder ›Bevestiging van verdenking op een verhoogde viscositeit
Lees verder ›Het doel is de meting van de concentratie van adiponectine in verband met mogelijke stoornissen bij obesitas, atherosclerose, diabetes mellitus type 2.
Lees verder ›Botmerkers worden in het bloed en de urine gemeten om afwijkingen in het botmetabolisme vast te stellen, waarbij een evenwicht tussen aanmaak en afbraak aanwezig hoort te zijn. Botmarkermetingen zijn geschikt als follow-up van osteoporosetherapie.
Lees verder ›Het meten van de osmotische resistentie van erytrocyten, dat wil zeggen hun vermogen water op te nemen totdat dit tot lysis van de erytrocyten leidt.
Lees verder ›Bepaling van carcino-embryonaal antigeen (CEA) in bloed prognostisch en in de follow-up van colorectale kanker.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op idiopathische membraneuze nefropathie (IMN).
Lees verder ›Lees verder ›
Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.
Lees verder ›Er zijn verschillende enzymen die cholinesterase worden genoemd: acetylcholine-esterase en pseudocholinesterase. Acetylcholine-esterase is het enzym dat de afbraak van acetylcholine in de synapsspleet verzorgt.
Lees verder ›Lees verder ›
Opsporen en vaststellen van een C1-esteraseremmerdeficiëntie.
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op cryoglobulinemie.
Lees verder ›Lees verder ›
Streptokokken zijn grampositieve bacteriën die in ketens groeien ( = ketting/keten). heeft de eigenschap dat het, door de productie van streptolysine, erytrocyten afbreekt, waardoor er op de bloed-agarplaat een transparante hof om de kolonie te zien is. Met behulp van de Lancefield-classificatie kunnen hemolytische streptokokken worden onderverdeeld in groep A, B, C en G op basis van een groepspecifiek polysacharide. Naast het streptolysine, bevat de bacteriesoort een reeks van andere virulentiefactoren, waaronder M-proteïne, dat bescherming biedt tegen fagocytose, DNasen (afbraak van DNA) en pyrogene exotoxines waardoor onder andere koorts, exantheem, fasciitis en septische shock kunnen ontstaan.
Lees verder ›Het testen op de aanwezigheid van mutaties in het (MPL) wordt gebruikt bij het diagnosticeren van de myeloproliferatieve aandoeningen (MPN) essentiële trombocytose (ET) en primaire myelofibrose (PMF). Bij patiënten met ET of PMF die geen -mutatie hebben, blijkt in circa 5-10% van de gevallen een -mutatie aantoonbaar. De zogenaamde driver-mutaties verantwoordelijk voor myeloproliferatieve aandoeningen (MPN) zijn -, - en -mutaties en detectie van deze mutaties verhoogt bij MPN de mogelijkheid tot specifieke mutatiedetectie tot meer dan 90%. Naast deze specifieke mutaties kunnen er bij MPN subklonale mutaties worden gevonden zoals 2, en en deze mutaties zijn prognostisch interessant. De 2016 WHO-revisie stelt daarom dat onderzoek naar subklonale mutaties van belang kan zijn voor patiënten met PMF die negatief zijn voor de -, - en -mutaties, de zogenaamd MPN’s. Vooral de aanwezigheid van een - of -mutatie gaat gepaard met verminderde overlevingsduur en verhoogde kans op leukemische ontaarding. MPN-patiënten zonder driver-mutatie, oftewel triple-negatieve patiënten, hebben een slechtere prognose.
Lees verder ›Nagaan of in de urine van een patiënt stoffen aanwezig zijn die reducerende eigenschappen hebben. Daarbij wordt gedacht aan de aanwezigheid van gemakkelijk oxideerbare koolhydraten. De aanwezigheid kan duiden op een afwijking in het koolhydraatmechanisme.
Lees verder ›Vaststellen van de concentratie van sporenelementen dan wel toxische elementen in bloed en urine.
Lees verder ›Vaststellen van hyperurikemie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van CDT in serum bij de vraagstelling chronische overmatige alcoholinname (alcoholmisbruik).
Lees verder ›Lees verder ›
Niet alle patiënten reageren hetzelfde op het gebruik van een geneesmiddel. Dat kan inhouden dat de ene patiënt veel bijwerkingen ervaart, terwijl een andere patiënt geen baat heeft bij bepaalde medicatie. Voor sommige geneesmiddelen wordt daarom de bloedspiegel bepaald, waarop de dosis kan worden aangepast om deze tot een therapeutisch niveau te brengen. Een deel van de variatie in de effectiviteit en bijwerkingen van een geneesmiddel kan verklaard worden door verschillen in afbraaksnelheid (metabole activiteit) tussen patiënten van geneesmiddelen door de lever. Deze verschillen worden deels veroorzaakt door variaties in de genetische achtergrond van mensen, oftewel het DNA.
Lees verder ›Bepaling van prealbumine werd gebruikt ter evaluatie van de eiwitvoedingsstatus. Naar huidige inzichten is prealbumine daar niet geschikt voor. Prealbumine kan een prognostische waarde hebben bij verschillende ziekten.
Lees verder ›Het detecteren van alloantistoffen tegen trombocytspecifieke antigenen (humane plaatjesantigenen, HPA).
Lees verder ›Onderzoek van de intrinsieke en gemeenschappelijke routes van het stollingssysteem.
Lees verder ›Lees verder ›
Bepalen van de antitrombineactiviteit in plasma bij de diagnostiek van erfelijke tromboseneiging, leversynthesestoornis, diffuse intravasale stolling en verbruikscoagulopathie.
Lees verder ›Vaststellen of monitoren van monoklonale lichteketenproteïnurie (Bence-Jones-eiwitten).
Lees verder ›Het bevestigen van een foliumzuurtekort als oorzaak van hematologische aandoeningen of het vaststellen van foliumzuurtekort als risicofactor, onder andere bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind door het meten van de concentratie van foliumzuur in het bloed. Deze is echter niet volledig representatief voor de werking van foliumzuur in de weefsels. In een grijs gebied tussen ruime aanwezigheid en ernstig tekort geeft de concentratie in het bloed geen eenduidig antwoord op de vraag of er in de weefsels zelf een tekort bestaat. De concentratie homocysteïne in het bloed kan daarover beter uitsluitsel geven (zie Homocysteïnetest).
Lees verder ›Bepaling van de concentratie IgD in serum.
Lees verder ›Bepaling van het ‘low-density lipoprotein’ (LDL)-cholesterol in serum of heparineplasma.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Postoperatieve follow-up bij cervixcarcinoom en beoordeling van het effect van chemo- en/of radiotherapie.
Lees verder ›Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van de von Willebrand-factor (vWF).
Lees verder ›Lees verder ›
Het vaststellen van een gestoorde nierfunctie, waarbij er te veel albumine wordt uitgescheiden in de urine.
Lees verder ›Onderzoek op gebruik van amfetamines.
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van diabetes mellitus.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG), bij afwezigheid van antistoffen tegen acetylcholinereceptoren (AChR).
Lees verder ›Lees verder ›
De bezinking (BSE) is een screeningsonderzoek bij symptomatische patiënten voor het opsporen van die ziekten, die een acutefasereactie bewerkstelligen of die een verhoging van immunoglobulinen geven. Sequentieel bepaald is de bezinking een parameter om het verloop van deze processen te volgen.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Meting van verhoogde of verlaagde gastrineproductie.
Lees verder ›is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.
Lees verder ›Het aantonen van maternale antistoffen tegen trombocyten van de foetus/neonaat, bij verdenking op FNAIT.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
De activiteitsbepaling van alkalische fosfatase (AF) wordt gebruikt bij de diagnostiek en de follow-up van leveraandoeningen en botziekten.
Lees verder ›Analyse van aminozuren in bloed en/of urine voor het aantonen, follow-up of bevestigen van erfelijke stoornissen in het aminozuurmetabolisme.
Lees verder ›Vaststellen van de hoogte van de activiteit van het totaal amylase (zowel pancreas- als speekselamylase) in plasma, serum en urine.
Lees verder ›Lees verder ›
Vaststellen van de aan- of afwezigheid van anti-neutrofiel cytoplasma-antistoffen (ANCA) en van de specificiteit van de ANCA (in het kader van vasculitis: vooral gericht tegen proteïnase-3/PR3 of tegen myeloperoxidase/MPO). Kwantitatieve bepaling van ANCA-spiegels bij diagnostiek en ter evaluatie van therapie en beloop van ziekte bij patiënten met systemische vasculitis.
Lees verder ›Vaststellen van de aan- of afwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA), het eventueel kwantificeren van de hoeveelheid ervan en het nader vaststellen van de specificiteit van de ANA. Diagnostiek bij verdenking op gegeneraliseerde auto-immuunziekten.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking neuromyelitis optica (spectrumziekte), middels het vaststellen van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen aquaporine-4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op pernicieuze anemie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op een gammopathie-geassocieerde polyneuropathie.
Lees verder ›Diagnostiek bij inflammatoir darmlijden (IBD), ter serologische differentiatie tussen de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Lees verder ›Lees verder ›
Vaststellen van α-antitrypsine (αAT)-deficiëntie door concentratiemeting. Aanvullend kan genoomdiagnostiek plaatsvinden.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van verhoogd bilirubinegehalte.
Lees verder ›Lees verder ›
Onderscheid maken tussen inflammatoire darmaandoening (IBD) en prikkelbaredarmsyndroom (IBS) en follow-up van IBD.
Lees verder ›Onderzoek op gebruik van cannabis.
Lees verder ›Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.
Lees verder ›Uitsluiten of bevestigen van een ceruloplasminetekort, deels in aanvulling op de bepaling van koper.
Lees verder ›Lees verder ›
Onderzoek op gebruik van cocaïne.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van C-reactieve proteïne (CRP) ter opsporing van infectie en vervolg van therapie.
Lees verder ›Lees verder ›
Inzicht verwerven in de status van de hematopoëse in het beenmerg aan de hand van de cytologische karakteristieken en de verhoudingen tussen de diverse celtypen.
Lees verder ›Cytomegalovirus is een humaan DNA-virus. Het is een β-herpesvirus en hoort tot de familie van de .
Lees verder ›Lees verder ›
Bepalen van de hoeveelheid circulerend erytropoëtine (EPO) in bloed.
Lees verder ›Onderzoek naar familiaire trombofilie.
Lees verder ›Hormonen zijn signaalmoleculen die informatie doorgeven van de ene naar de andere cel of orgaan. Zo kunnen hormonen via transport in de bloedbaan cellen in verder weg gelegen weefsels activeren, maar activatie kan ook lokaal in hetzelfde orgaan (paracrien) of zelfs in de secreterende cel zelf (autocrien) plaatsvinden. De hypofyse is de centrale klier die meerdere andere hormoonproducerende klieren aanstuurt, daarbij geholpen door de hypothalamus die de concentratie van belangrijke hormonen controleert. Er bestaan verschillende typen hormonen: monoamines (bijvoorbeeld catecholaminen, serotonine), kleine peptidehormonen (bijvoorbeeld TRH, vasopressine), grotere glycoproteïnehormonen (bijvoorbeeld TSH, LH), steroïdhormonen afgeleid van cholesterol (bijvoorbeeld testosteron) en vetzuurderivaten (bijvoorbeeld prostaglandines).
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie IgM in serum.
Lees verder ›Lysozym in serum of urine wordt gebruikt om de toe- of afname van sarcoïdose te volgen.
Lees verder ›Onderzoek op gebruik van MDMA (XTC; 3,4-methyleendioxymethamfetamine; ecstasy).
Lees verder ›Onderzoek op gebruik van methadon.
Lees verder ›Met de metopirontest kan men een inschatting maken van stoornissen in de terugkoppeling van cortisol op het hypothalamus-hypofysesysteem.
Lees verder ›Vaststellen van gebruik van opiaten.
Lees verder ›Onderzoek van de exocriene pancreasfunctie.
Lees verder ›Rotavirus is een dubbelstrengs RNA-virus en behoort tot de familie van de .
Lees verder ›is een grampositieve bacterie die zijn naam dankt aan de groei in clusters of trossen (σταφιλη = druiventros). De bacterie is in staat een groot aantal virulentiefactoren te produceren die een belangrijke rol spelen bij infecties zoals kapselpolysachariden, hemolysines en cytotoxines, diverse enzymen als coagulase, DNase en protease en oppervlakte-eiwitten als proteïne A.
Lees verder ›Meting van thyroxinebindend globuline (TBG) in serum of plasma.
Lees verder ›Semikwantitatief onderzoek urinesediment bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (D-pantotheenzuur).
Lees verder ›Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine K-deficiëntie.
Lees verder ›Het opsporen van een zinkdeficiëntie.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›