Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Analyse van organische zuren in urine voor het aantonen, follow-up of bevestigen van erfelijke stoornissen in het intermediaire metabolisme.
Lees verder ›Onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van bepaalde moleculaire markers (genetische afwijkingen, zoals chromosoomafwijkingen en mutaties) bij patiënten met de diagnose hematologische maligniteit, teneinde een betere classificatie van het type hematologische maligniteit met betrekking tot diagnose en prognose te bewerkstelligen. De aanwezige verworven genetische afwijkingen kunnen vervolgens eventueel worden gebruikt voor het bepalen van de response op therapie van de patiënt met de hematologische maligniteit.
Lees verder ›Aantonen van hyperactiviteit van het glutamaatdehydrogenase (GDH) ten behoeve van het stellen van de diagnose HIHA (hyperinsulinisme-hyperammoniëmie)-syndroom, beschreven door Stanley et al. (1998).
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van carcino-embryonaal antigeen (CEA) in bloed prognostisch en in de follow-up van colorectale kanker.
Lees verder ›Lees verder ›
Het vaststellen van een primaire immunodeficiëntie bij voorkeur inclusief identificatie van het genetische defect
Lees verder ›Vaststellen van de hoogte van de activiteit van het totaal amylase (zowel pancreas- als speekselamylase) in plasma, serum en urine.
Lees verder ›De voornaamste toepassing van het profiel van steroïdhormonen in urine is inzicht te krijgen in een overproductie van androgene hormonen door de bijnieren, waarbij de status van meerdere hormonen beschouwd moet worden in hun onderlinge samenhang.
Lees verder ›Bepaling van de activiteit en de eiwitconcentratie van de von Willebrand-factor (vWF).
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van groeihormoon en het opsporen van de oorzaken van te lage en te hoge waarden.
Lees verder ›Bepalen van cholesterol in serum/heparineplasma.
Lees verder ›Onderzoek op gebruik van MDMA (XTC; 3,4-methyleendioxymethamfetamine; ecstasy).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (thiamine).
Lees verder ›Lees verder ›
Antimulleriaans hormoon wordt door de testikels en de ovaria in wisselende hoeveelheden geproduceerd passend bij geslacht en leeftijd.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op paraneoplastisch neurologisch syndroom en auto-immuunencefalitis.
Lees verder ›Ondersteunen van de diagnose van aanwezigheid van een adenocarcinoom. Follow-up na primaire behandeling van een adenocarcinoom, met name van de mamma, om tijdig een recidief of metastasering vast te stellen en behandeling te starten.
Lees verder ›Het aantonen van trombusvorming en/of afbraak van fibrine door plasmine.
Lees verder ›Bepaling van HbA1c/glycohemoglobine.
Lees verder ›Bepaling van het ‘low-density lipoprotein’ (LDL)-cholesterol in serum of heparineplasma.
Lees verder ›Evaluatie van de androgeenstatus.
Lees verder ›Het aantonen van autoantistoffen tegen trombocyten.
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op idiopathische membraneuze nefropathie (IMN).
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Vaststellen van spierschade en risico-inschatting op acuut nierfalen.
Lees verder ›De suikerabsorptietest wordt gebruikt voor het onderzoek van de darmdoorlaatbaarheid bij enteropathie en ontstekingsprocessen van de darmwand. Door meting van de mate van diffusie door de darmwand van twee niet-absorbeerbare suikers van verschillende molecuulgrootte kan een indruk worden gekregen van de barrièrefunctie en het oppervlak van de darmwand.
Lees verder ›Onderzoek van de omzetting van fibrinogeen en de fibrinepolymerisatie.
Lees verder ›1 Algemene inleiding
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van het antidiuretisch hormoon (ADH) of vasopressine in bloed.
Lees verder ›Vaststellen van de aan- of afwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA), het eventueel kwantificeren van de hoeveelheid ervan en het nader vaststellen van de specificiteit van de ANA. Diagnostiek bij verdenking op gegeneraliseerde auto-immuunziekten.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op auto-immuunhepatitis (AIH).
Lees verder ›Differentiële diagnostiek van auto-immuunhypothyreoïdie en hyperthyreoïdie middels bepalen van antistoffen tegen thyroïdperoxidase (TPO), thyreoglobuline (TG) en de TSH-receptor.
Lees verder ›is een gramnegatieve, facultatief intracellulaire bacterie met bijzondere groei-eisen. In vitro groeit de bacterie langzaam en alleen in aanwezigheid van verhoogde CO-concentratie.
Lees verder ›Lees verder ›
Onderscheid maken tussen inflammatoire darmaandoening (IBD) en prikkelbaredarmsyndroom (IBS) en follow-up van IBD.
Lees verder ›Lees verder ›
is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken.
Lees verder ›Er zijn verschillende enzymen die cholinesterase worden genoemd: acetylcholine-esterase en pseudocholinesterase. Acetylcholine-esterase is het enzym dat de afbraak van acetylcholine in de synapsspleet verzorgt.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van het iso-enzym CK-MB is lange tijd gebruikt voor de diagnostiek van het hartinfarct (inmiddels vervangen door troponine I of troponine T). Analyse van de CK-iso-enzymen kan worden gebruikt voor de diagnostiek van (onbegrepen) verhoogde creatinekinase (CK)-activiteiten in bloed. Echter, hiervoor kunnen ook andere parameters worden gebruikt: myoglobine (spierafbraak), troponine I/T (hartschade) en S100 (hersenschade). Met de introductie van de genoemde parameters is de bepaling van CK-iso-enzymen niet of nauwelijks meer geïndiceerd.
Lees verder ›Diagnose, classificatie of vervolgen van renale insufficiëntie. Daarnaast kan creatinine in urine ook gebruikt worden ter controle van de vierentwintiguursverzameling en om de concentratie van andere stoffen (eiwitten, medicatie) te corrigeren voor de verschillen in urineconcentratie (urineportie). Om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te kunnen schatten zonder gecompliceerd onderzoek, maakt men tegenwoordig, zoals de KDIGO voorschrijft, gebruik van de CKD-EPI-formule. De klaring bij kinderen (< 18 jaar) kan worden geschat met de Schwartz-formule.
Lees verder ›Meting van dehydro-epiandrosteronsulfaat (DHEA-S).
Lees verder ›Bepaling van de concentratie IgD in serum.
Lees verder ›is een langzaam groeiende aerobe, gramnegatieve bacterie met bijzondere groei-eisen. Voor de kweek zijn speciale voedingsbodems vereist met actieve koolstof, cysteïne en andere speciale ingrediënten. Hierdoor heeft het tot 1976 geduurd voordat de bacterie voor het eerst in kweek gebracht werd na een uitbraak van pneumonie bij een bijeenkomst van Amerikaanse veteranen in Philadelphia. Van zijn vijftien serotypen bekend; behalve zijn er nog zo’n veertig andere -soorten bekend.
Lees verder ›Onderzoek van liquor cerebrospinalis bij neurologische vraagstellingen.
Lees verder ›(MRD)-diagnostiek heeft als doel de hoeveelheid tumorcellen die tijdens of na behandeling van een hematologische maligniteit nog in het beenmerg of bloed van de patiënt aanwezig zijn vast te stellen. Dergelijke informatie maakt het mogelijk om per patiënt de behandeling aan te passen (verminderen of verzwaren).
Lees verder ›is een zuurvaste staaf met affiniteit voor de schwanncellen. kan niet in vitro gekweekt kan worden en heeft in vivo een extreem lage groeisnelheid (verdubbelingstijd van 14 dagen). In geïnfecteerd weefsel zijn ze microscopisch te zien als bundels intracellulair gelegen staafjes en de dikke lipidenenvelop beschermt ze tegen afbraak in macrofagen en vele bactericide middelen.
Lees verder ›species zijn eencellige parasieten () behorende tot de apicomplexa. Tot voor kort waren er vier -soorten bekend als veroorzaker van malaria bij de mens: (malaria tropica), en (malaria tertiana) en (malaria quartana). Recentelijk is daar bijgekomen, een soort die gewoonlijk bij apen voorkomt maar in Zuidoost-Azië ook bij de mens tot infecties leidt.
Lees verder ›Meting van de respons van prolactine (PRL), humaan groeihormoon (hGH), thyroïdstimulerend hormoon (TSH) op toediening van TRH ter evaluatie van de hypofysefunctie.
Lees verder ›Het bepalen van de trombocytenfunctie door trombocyten te aggregeren onder invloed van verschillende agonisten.
Lees verder ›Het detecteren van alloantistoffen tegen trombocytspecifieke antigenen (humane plaatjesantigenen, HPA).
Lees verder ›Het aantonen van maternale antistoffen tegen trombocyten van de foetus/neonaat, bij verdenking op FNAIT.
Lees verder ›Varicellazostervirus is een DNA-virus, het humaan herpesvirus-3. Het hoort tot de familie van de . Het is een α-herpesvirus.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine A-deficiëntie.
Lees verder ›Het opsporen van een zinkdeficiëntie.
Lees verder ›Lees verder ›
Het doel is de meting van de concentratie van adiponectine in verband met mogelijke stoornissen bij obesitas, atherosclerose, diabetes mellitus type 2.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Analyse van alcohol (ethanol) in bloed.
Lees verder ›Vaststellen van overproductie van aldosteron bij de differentiële diagnostiek van mineralocorticoïdhypertensie.
Lees verder ›Lees verder ›
Onderzoek op gebruik van amfetamines.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
De directe antiglobulinetest (DAT) is gericht op het aantonen van antistoffen en/of complementfactoren die in vivo zijn gebonden aan de erytrocyten van de patiënt. De indirecte antiglobulinetest (IAT) is gericht op het aantonen van antistoffen gericht tegen erytrocyten in het serum of plasma van de patiënt. Vroeger werd de antiglobulinetest ook wel Coombs-test genoemd, naar de onderzoeker Dr. Coombs die deze test bedacht, zo bestaat de directe en indirecte Coombs-test.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking neuromyelitis optica (spectrumziekte), middels het vaststellen van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen aquaporine-4 (AQP4) en myeline-oligodendrocyt glycoproteïne (MOG).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op antifosfolipidensyndroom (APS).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op actieve coeliakie; ter bevestiging van de uitslag van de tissue-transglutaminaseantistoffen (tTGA).
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op coeliakie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op auto-immune blaarvormende aandoeningen, zoals pemphigus en pemfigoïd (verouderde naam: parapemphigus).
Lees verder ›Lees verder ›
Diagnostiek bij verdenking op myasthenia gravis (MG), bij afwezigheid van antistoffen tegen acetylcholinereceptoren (AChR).
Lees verder ›Lees verder ›
Vaststellen van α-antitrypsine (αAT)-deficiëntie door concentratiemeting. Aanvullend kan genoomdiagnostiek plaatsvinden.
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van de activiteit van laagmoleculairgewichtheparine (LMWH) of pentasacharide ter controle van antitrombotische behandeling. In specifieke gevallen kan de anti-Xa-bepaling worden gebruikt voor het vaststellen van de therapeutische range van ongefractioneerd heparine op basis van de aPTT. Tevens kan de anti-Xa-methode gebruikt worden voor monitoring van directe Xa-remmers als rivaroxaban, apixaban en edoxaban.
Lees verder ›Lees verder ›
Aantonen van infectie met door middel van microscopie, kweek en/of antistoffen en antigeen.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Aantonen van blastomycose met kweek en serologie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Bepaling van CA 125 in het serum.
Lees verder ›Follow-up van gastro-intestinale tumoren.
Lees verder ›Vaststellen of uitsluiten van een ontregeling van de calciumhomeostase. Vervolgen van de behandeling van hyper- of hypocalciëmie.
Lees verder ›Bepaling van catecholaminen of de basische en zure metabolieten voor de diagnostiek van catecholamine-producerende tumoren.
Lees verder ›Bepaling van CDT in serum bij de vraagstelling chronische overmatige alcoholinname (alcoholmisbruik).
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie van leukocyten en erytrocyten in liquor en het differentiëren van de leukocyten.
Lees verder ›Lees verder ›
is een obligaat intracellulaire bacterie. Groei op normale bacteriologische voedingsbodems is niet mogelijk; kweek is alleen mogelijk in celkweken. Voor diagnostiek wordt daarom DNA-detectie gebruikt. Van deze bacterie is een aantal verschillende serovars beschreven die onderling verschillen in hun pathogeen vermogen: serovar A tot en met C veroorzaken ooginfecties (trachoom), serovar D tot en met K zijn verantwoordelijk voor urogenitale infecties terwijl serovar L geassocieerd is met lymphogranuloma venereum.
Lees verder ›Lees verder ›
De toepassing van de chloride (Cl) bepaling ligt in de detectie en follow-up van hyper- en hypochloremie en in het bepalen van de in het geval van een metabole acidose.
Lees verder ›Follow-up bij neuro-endocriene tumoren.
Lees verder ›Vaststellen van een verhoogde kans op (long)oedeem.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
is een aerobe, grampositieve staaf. Alleen stammen die met een bepaalde bacteriofaag zijn geïnfecteerd, produceren toxine en zijn pathogeen voor de mens. Binnen de soort wordt een drietal typen onderscheiden: en .
Lees verder ›Lees verder ›
Bepaling van C-reactieve proteïne (CRP) ter opsporing van infectie en vervolg van therapie.
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op cryoglobulinemie.
Lees verder ›Aantonen van cryptokokken met kweek en serologie.
Lees verder ›Lees verder ›
Lees verder ›
Lees verder ›
Dexamethasonremmingstests worden gebruikt in de (differentiële) diagnostiek naar het syndroom van Cushing.
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie van erytrocyten in bloed.
Lees verder ›Bepalen van de hoeveelheid circulerend erytropoëtine (EPO) in bloed.
Lees verder ›Het bevestigen van een foliumzuurtekort als oorzaak van hematologische aandoeningen of het vaststellen van foliumzuurtekort als risicofactor, onder andere bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind door het meten van de concentratie van foliumzuur in het bloed. Deze is echter niet volledig representatief voor de werking van foliumzuur in de weefsels. In een grijs gebied tussen ruime aanwezigheid en ernstig tekort geeft de concentratie in het bloed geen eenduidig antwoord op de vraag of er in de weefsels zelf een tekort bestaat. De concentratie homocysteïne in het bloed kan daarover beter uitsluitsel geven (zie Homocysteïnetest).
Lees verder ›Bepaling van follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH), basaal dan wel na stimulering met LHRH, dient ter evaluatie van het functioneren van de hypothalamus-hypofyse-gonadenas en functie van de gonaden.
Lees verder ›Deze test is vervangen door het onderzoek dat plaatsvindt uit het bloed van de hielprik bij pasgeborenen naar galactosemie.
Lees verder ›Giardiasis wordt veroorzaakt door de eencellige darmparasiet () , die ook wel of wordt genoemd.
Lees verder ›is een gramnegatieve bacterie; kenmerkend voor de bacteriën uit het genus is dat ze voor hun groei ten minste een van de volgende groeifactoren nodig hebben: X-factor (haemverbindingen) of V-factor (NAD). Ze worden daarom alleen gevonden bij gebruik van specifieke kweekmedia. Bij de mens komen negen -soorten voor. is een daarvan en verwekker van de seksueel overdraagbare aandoening ulcus molle.
Lees verder ›Bepalen van haptoglobineconcentratie in serum of plasma bij verdenking op intravasale hemolyse.
Lees verder ›is een gekromd gramnegatief staafje, dat alleen groeit onder micro-aerofiele omstandigheden (lage zuurstofspanning). Een kenmerkende eigenschap is de sterke ureaseproductie door de bacterie. Vanwege de morfologische gelijkenis met werd de bacterie die in 1982 voor het eerst gekweekt werd uit biopten van de maag en het duodenum eerst genoemd. Bij dieren worden andere -soorten gekweekt uit de maag en duodenum. Bij de mens komen andere soorten voor in de darm die zijn geassocieerd met diarree: en .
Lees verder ›Hereditaire hemochromatose (HH) is een autosomaal recessief overervende aandoening, waarbij ijzerstapeling kan optreden in verschillende organen als gevolg van toegenomen intestinale ijzeropname. Er zijn verschillende vormen van HH bekend. Oorzaken van HH zijn bijna altijd gelegen in erfelijke afwijkingen van bepaalde eiwitten waardoor er in de lever te weinig van het peptide hormoon hepcidine wordt aangemaakt en aan de bloedbaan afgegeven. In 1996 werd het eerste HH-veroorzakende gen geïdentificeerd: het HFE-gen. Dit gen ligt op de korte arm van chromosoom 6, bestaande uit 7 exonen en beslaat ongeveer 12 kb aan genomisch DNA. Het product van het HFE-gen is het membraangebonden HFE-eiwit dat analoog is aan de HLA-klasse I-antigenen.
Lees verder ›Bepaling van ‘high-density lipoprotein’-cholesterol (HDL-cholesterol) in serum/ heparineplasma.
Lees verder ›Het bepalen van de IgA-concentratie in serum of ander lichaamsvocht (bijvoorbeeld speeksel).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking allergeenspecifiek IgE-gemedieerde type I-allergie.
Lees verder ›Bepaling van humaan hemoglobine in feces voor de screening naar colorectale kanker of voorstadia daarvan.
Lees verder ›Bepaling van de serotonine en zijn metaboliet 5-hydroxy-3-indolazijnzuur (5-HIAA) in trombocyten (plaatjesrijk plasma) en/of urine voor de diagnostiek naar neuro-endocriene tumoren (NET‘s).
Lees verder ›Bepalen van insuline voor bevestiging van een insulinoom, diagnostiek van onverklaarde hypoglykemieën of de lokalisatie van insulineproducerende tumoren met behulp van selectieve sampling.
Lees verder ›Het beoordelen van de groeihormoonstatus bij verdenking van zowel groeihormoondeficiëntie als acromegalie en het beoordelen van het effect van groeihormoontherapie.
Lees verder ›Bepaling van carboxyhemoglobine (COHb) ter bevestiging of uitsluiting van koolmonoxidevergifting.
Lees verder ›Nader onderzoek acidose. Verdenking metabole stoornis.
Lees verder ›Onderzoek naar lipiden en (apo)lipoproteïnen.
Lees verder ›Bepaling van concentraties van monoklonale therapeutica () en/of aantonen van antistoffen tegen deze therapeutische antistoffen in serum. De immunogeniciteit bij deze therapeutica wordt ook wel (ADA) genoemd.
Lees verder ›Het testen op de aanwezigheid van mutaties in het (MPL) wordt gebruikt bij het diagnosticeren van de myeloproliferatieve aandoeningen (MPN) essentiële trombocytose (ET) en primaire myelofibrose (PMF). Bij patiënten met ET of PMF die geen -mutatie hebben, blijkt in circa 5-10% van de gevallen een -mutatie aantoonbaar. De zogenaamde driver-mutaties verantwoordelijk voor myeloproliferatieve aandoeningen (MPN) zijn -, - en -mutaties en detectie van deze mutaties verhoogt bij MPN de mogelijkheid tot specifieke mutatiedetectie tot meer dan 90%. Naast deze specifieke mutaties kunnen er bij MPN subklonale mutaties worden gevonden zoals 2, en en deze mutaties zijn prognostisch interessant. De 2016 WHO-revisie stelt daarom dat onderzoek naar subklonale mutaties van belang kan zijn voor patiënten met PMF die negatief zijn voor de -, - en -mutaties, de zogenaamd MPN’s. Vooral de aanwezigheid van een - of -mutatie gaat gepaard met verminderde overlevingsduur en verhoogde kans op leukemische ontaarding. MPN-patiënten zonder driver-mutatie, oftewel triple-negatieve patiënten, hebben een slechtere prognose.
Lees verder ›Vaststellen van hypo- of hypernatriëmie.
Lees verder ›Bepaling van serumgehalte oestradiol.
Lees verder ›Onderzoek van de exocriene pancreasfunctie.
Lees verder ›Bepaling van parathyroïdhormoon (PTH) in plasma.
Lees verder ›Bij verdenking op porfyrie, loodintoxicatie en hereditaire tyrosinemie (zeldzaam) vaststellen of afwijkingen in het heemmetabolisme passen bij de klachten van de patiënt.
Lees verder ›Bij verdenking op prostaatcarcinoom, in combinatie met rectaal onderzoek (DRE), vaststellen bij welke patiënten prostaatbiopsie geïndiceerd is.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne C.
Lees verder ›Bepaling van een tekort aan proteïne S bij de diagnostiek van erfelijke trombofilie.
Lees verder ›Nagaan of in de urine van een patiënt stoffen aanwezig zijn die reducerende eigenschappen hebben. Daarbij wordt gedacht aan de aanwezigheid van gemakkelijk oxideerbare koolhydraten. De aanwezigheid kan duiden op een afwijking in het koolhydraatmechanisme.
Lees verder ›Evaluatie van de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).
Lees verder ›Diagnostiek bij verdenking op reumatoïde artritis (RA).
Lees verder ›Een semenanalyse wordt uitgevoerd in het kader van een oriënterend fertiliteitsonderzoek, dat zowel gericht is op het opsporen van de oorzaken van subfertiliteit als het bepalen van de kans op een spontane zwangerschap. Semenanalyses in het kader van behandeling van subfertiliteit, bijvoorbeeld intra-uteriene inseminatie (IUI), in-vitrofertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) of ter controle van een vasectomie/vasovasostomie worden buiten beschouwing gelaten, evenals analyses en bewerkingen van semen dat verkregen is na retrograde ejaculatie, elektro- of vibro-ejaculatie.
Lees verder ›Vaststellen van de concentratie van sporenelementen dan wel toxische elementen in bloed en urine.
Lees verder ›Bepaling van thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in serum of plasma bij onderzoek naar het functioneren van de schildklier.
Lees verder ›Meting van vrij thyroxine en thyroxine in serum of plasma.
Lees verder ›Meting van thyroxinebindend globuline (TBG) in serum of plasma.
Lees verder ›en zijn respectievelijk de honden- en kattenspoelworm. Pups komen vaak al besmet ter wereld, kittens raken besmet via de moedermelk. Beide scheiden grote aantallen eieren uit die na twee tot zes weken infectieus zijn. Volwassen dieren zijn ook vaak besmet, maar scheiden veel kleinere aantallen eieren uit. Indien infectieuze eieren door de mens worden opgegeten. komen ze uit, verlaten het maag-darmkanaal, en kunnen zich door de weefsels verplaatsen zonder uit te groeien tot volwassen wormen (viscerale larva migrans). -infecties verlopen echter mild of symptoomloos zolang het aantal parasieten gering blijft. is de voor de mens meest pathogene soort.
Lees verder ›Het bepalen van de concentratie trombocyten in bloed.
Lees verder ›Onderzoek bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Semikwantitatief onderzoek urinesediment bij verdenking op afwijkingen aan of ziekten van de nieren en de urinewegen.
Lees verder ›Vaststellen van hyperurikemie.
Lees verder ›Bepalen van VIP in het plasma voor de diagnose en follow-up van VIP-producerende neuro-endocriene tumoren.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine B (vitamine PP, , niacine, nicotinezuur, E375).
Lees verder ›Het bevestigen van een vitaminetekort als vermoedelijke oorzaak van neurologische en hematologische aandoeningen door het meten van de concentraties van vitamine B en/of foliumzuur in het bloed. Voor beide vitamines geldt dat er een grijs gebied tussen voldoende aanwezigheid en ernstig tekort in het bloed bestaat waarin de gemeten bloedconcentratie geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of in de weefsels zelf een tekort bestaat. Door het meten van de metabolieten homocysteïne en/of methylmalonzuur in plasma c.q. serum kan men daarover uitsluitsel krijgen (zie Homocysteïnetest en Methylmalonzuur (MMA)).
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van deficiëntie van vitamine C (L-ascorbinezuur).
Lees verder ›Onderzoek naar de vitamine D-status.
Lees verder ›Aantonen en/of uitsluiten van vitamine K-deficiëntie.
Lees verder ›Genotypering voor -1639G>A of 1173C>T van het VKORC1 wordt uitgevoerd om de gevoeligheid voor coumarines (acenocoumarol, fenprocoumon, warfarine) vast te stellen.
Lees verder ›West-Nijl-virus (WNV) is een RNA-virus en hoort tot de familie van .
Lees verder ›De CKD-EPI-berekeningsformule luidt:
Lees verder ›